De Historische Kring vertelt … 2012

Klik op een van de onderstaande titels om direct naar het onderwerp te gaan.

Fragment van de kaart Utrecht van Willem Blaeu uit 1630. ‘Ymenes buyte dijcks’ en ‘Ymenes binne dijcks’ daarop zijn respectievelijk Eemnes-Buiten en Eemnes-Binnen.

De Hel van Eemnes
Waar moet dat dan wel zijn? Op oude kaarten uit de 17e en 18e eeuw vindt men in de zuidwestelijke hoek van de gemeente Eemnes een gebied met getekende duinen en een paar schaapskotten met de aanduiding ‘de Hel’. Tegenwoordig staat die uithoek van de gemeente bekend als ‘Heidehoek’.

Bij het woord ‘hel’ denkt iedereen natuurlijk in de eerste plaats aan het tegengestelde van de hemel, de plaats waar slechteriken eeuwig zouden moeten branden na het verwisselen van het tijdelijke met het eeuwige. Dat is een plaats waar men liever niet wil zijn.

Er komen in Nederland meer plaatsen voor met dezelfde naam of toponiem. Er komen een paar verklaringen van de naam naar voren, waarbij die van ‘hoogte’ en ‘hellend gebied’ het meest voor de hand liggen. Die van ‘inzinking in het land’ of ‘poel’ zijn hier niet aan de orde. Een verband met heide komt daarbij ook wel naar voren.

Hoe die lastige verklaringen ook mogen zijn, het was een moeilijk gebied met uitlopers van de zandverstuivingen in die omgeving. De schaapskotten stonden daar om de Binnendijkse schapen te laten overnachten en de mest te verzamelen. Overdag werden de schapen op de heide gehoed. Daarvoor hadden de Binnendijkers afspraken met de Hilversummers om op (een deel van) hun Gooise heide te mogen grazen.

Sinds de jaren 1920 was de Heidehoek een geliefde omgeving voor rustzoekers en recreanten. Met de komst van het knooppunt Eemnes is de rust helaas aardig verstoord. 

(Eerder verschenen in De Rotonde 2012, nr. 25.)

Christelijke Zangvereniging “Excelsior” (coll. HKE)

Zangvereniging “Excelsior”

Bijgaande foto stelt de Christelijke Gemengde Zangvereniging “Excelsior” voor omstreeks de jaren dertig van de vorige eeuw. Het koor was opgericht in 1921 en gelieerd aan de hervormde kerk in Eemnes. De foto is gemaakt ter gelegenheid van een concours, waarbij het koor een tweede prijs behaalde. HKE heeft geen gegevens van wie er op de foto staan. Wij vragen daarom hulp bij het identificeren van de verschillende koorleden op de foto. Wie personen herkent kan contact met ons opnemen.

(Eerder verschenen in De Rotonde 2012, nr. 12, rubriek ‘De Historische Kring Eemnes vraagt …’)

Foto uit het album van Aaltje Dop-Breunesse (coll. Van IJken-Dop).

Wie zijn deze bouwvakkers?
De vraag voor namen bij de foto van het meisjeskoor in Rotonde nummer 6 m (23 maart j.l.) is zeer succesvol verlopen. Dank aan degenen die ons hielpen. Daarom gaan we dit vaker doen.

Bijgaande leuke sfeerplaatje laat een aantal bouwvakkers zien op een onbekende bouwplaats uit de periode 1905-1910. Links bovenaan staat Jacob Breunesse (1894-1969), die getrouwd was met Jannetje van Rouwendaal (1901-1993) en op Laarderweg 52 gewoond heeft. Hij was Metselaar van beroep en heeft aan heel wat huizen in Eemnes gewerkt. Op de bovenste rij staat als vijfde van links zijn vader Gijsbert Breunesse (1861-1940) die eerst getrouwd was met Cornelia Takken (1859-1980) en voor de tweede keer met Reintje Boshuis (1854-1932). Ook hij was metselaar van beroep en hij woonde op Laarderweg 31. Wie er verder op de foto staan en waar de foto gemaakt is, is niet bekend.

Let op de aardige details op de foto. Het huis op de achtergrond ziet er uit alsof het wel aan wat opknapwerk toe was en de verbouwing nog bezig is. Het kozijn is nog voorlopig dichtgetimmerd met oude deurtjes. De man links met witte kiel en voorschoot met spijkerzak is duidelijk een timmerman. Hij heeft een houten hamer voor houtbewerking in zijn hand.

Dat de werkkleding gebruikt werd totdat het tot aan de draad versleten was blijkt wel uit de timmermansknecht die rechts bovenaan op de foto staat. Verder zie je dat de werkbroeken, als ze bij de knieën versleten waren, met een paar stukken stof werden hersteld. Het schoeisel is oude schoenen of klompen.

Petten zijn op dat moment ook duidelijk in de mode. In het midden vooraan staat de timmerman met zijn duimstok omklemd en een opvallend mooie horlogeketting aan zijn vest waar ongetwijfeld een ouderwets zakhorloge aan bevestigd is. Hij zou gezien dit ook de voorman of de aannemer kunnen zijn geweest? Of misschien de zittende tweede man van links met zijn voorname snor en bril die zo naar de fotograaf kijkt alsof de volledige verantwoording voor het werk op zijn schouders rust? Zo te zien staan ze op een stapel hout waarvan het doel niet duidelijk is. Misschien zijn het vloerplanken of hout voor het dakbeschot, of toch gewoon steigerplanken. De foto is blijkbaar genomen in de winter omdat er aan de struiken op de voorgrond geen bladeren zitten.

Wie weet wie er meer op deze foto staan, kan contact met ons opnemen.

(Eerder verschenen in De Rotonde 2012, nr. 10, rubriek ‘De Historische Kring Eemnes vraagt …’)

Fragment uit de kaart van de limieten van Gooiland van Lucas Jansz. Sinck, 1619 (coll. Nationaal Archief)

Korenmolen ‘De Hoop’, die van 1751 tot 1929 bestond.

De Eemnesser korenmolens
Wind als energiebron zorgt niet alleen vandaag de dag, maar al meer dan vijfhonderd jaar voor één van de vernuftigste uitvindingen der mensheid: de windmolen. Ook in Eemnes Buitendijk sloegen in die tijd molens het water uit de lage polders en molenstenen vermaalden graan tot meel. Vanaf 1806 werd er een maalgeld vastgesteld voor Eemnes Buitendijk. Het maalbedrijf werd dan een geldmolen genoemd, waar voor het malen van een zak tarwe, rogge of boekweit vier stuivers betaald moest worden. Het was ook een dwangmolen, want de boeren uit Eemnes mochten nergens anders malen. Jaarlijks vermaalden de molenstenen circa honderd zakken tarwe, duizend zakken rogge en driehonderd zakken boekweit. De boeren van Eemnes-Binnendijk moesten overigens malen bij de Santvoorder molen die hoorde bij kasteel Groeneveld, die we hier buiten beschouwing laten.

‘Standerdkorenmolen van Emenes Buijtendijk’
Op een kaart uit 1619 staat op ongeveer 600 meter ten westen van de kerk van Eemnes Buitendijk – achter Molenweg 10 – een kleine afbeelding zien van een standerdmolen, het oertype van een Hollandse windmolen. Bij een standerdmolen is het gehele bovenhuis, waarin zich het maalbedrijf bevindt, draaibaar op een spil van het vaste ondergedeelte geplaatst om de wieken in de windrichting te kunnen richten.

In het oud accijnsboek van de Staten van Utrecht is in 1560 te lezen: de windt tot Emenes is in erfpacht uitgegeven aan Jan Gijsbertszoon, mits s’jaars teleken kerstmisse betalen 3 pond. In de hierna volgende 190 jaar zijn er 15 molenaars bekend. In 1750 is deze molen door blikseminslag tot op de grond toe afgebrand.

Korenmolen ‘De Hoop’
De houten korenmolen die in 1751 op dezelfde plaats opnieuw werd gebouwd kreeg nu de naam ‘De Hoop’. Het was een achtkantige rietgedekte bovenkruier, waarvan alleen het bovenste gedeelte van de kap met de wieken draaibaar was met behulp van het zogenaamde staartwerk. Ook deze molen was voorzien van twee paar molenstenen. Hij had een eikenhouten as; een beproefde constructie die al eeuwen de krachten van wind en maalstenen kon trotseren.

Op 25 november 1752, nadat deze molen was opgebouwd, kocht Harmen Gerritsz Pas voor een bedrag van 4436 gulden en 5 stuivers het gehele molenbedrijf. In de hierna volgende 165 jaar is steeds een lid uit het molenaarsgeslacht Pas de molenaar. In 1887 vraagt Willem Pas vergunning aan voor de overgang naar een stoomwerktuig in het molenhuis. Dat werd hem in november van dat jaar verleend. Nadat Willem in 1916 overleed raakt de molen steeds meer in verval. De wieken waren in dat jaar al van de molen gehaald. Het kadaster vermeldt in 1929 dat de opstallen van de molen al in 1923 zijn afgebroken en de korenmolen zelf in 1929 is gesloopt.

(Eerder verschenen in De Rotonde 2012, nr. 8; marginale correctie en kaart toegevoegd).

Foto uit collectie Van IJken-Dop.

Eemnesser meisjeskoor
De HKE heeft verscheidene foto’s waarvan te weinig bekend is. In deze rubriek zal de HKE regelmatig een foto afbeelden waarbij we de lezers vragen om hulp. Bijgaande foto stelt een Eemnesser meisjeskoor voor omstreeks 1934 tijdens een dagje uit, vermoedelijk naar de vermaarde speeltuin Oud Valkeveen. Bekend is in elk geval, dat mevrouw Endendijk (midden) de leiding had en linksonder zit Corrie Dop, later Van IJken-Dop.

De vraag is: wie staan er allemaal op de foto en wanneer en waar was de foto gemaakt? Misschien herkent u uw (groot)moeder of tante. Hopelijk heeft nog iemand een oud album met daarin alle namen erbij geschreven. Je weet maar nooit. Degene die iemand herkent of meer gegevens heeft kan contact met ons opnemen.

(Eerder verschenen in De Rotonde 2012, nr. 6, rubriek ‘De Historische Kring Eemnes vraagt ……’)

Links op deze foto ligt de eendenkooi, zonder bossage (foto: Natuurmonumenten 2003).

De Eemnesser eendenkooi
In 1999 heeft de Vereniging tot behoud van Natuurmonumenten ca. 250 meter ten zuiden van de Meentdijk in de Noordpolder te Veld de restanten van een eendenkooi opgegraven. In rustige gebieden met veel watervogels vormden eendenkooien een goede bron van inkomsten.

Eendenkooien bestaan uit een kooiplas, ook wel het wed genoemd, met een aantal gebogen slootjes, de vangpijpen, die in een vanghok eindigen. Langs deze vangpijpen zijn ca. 2 meter hoge rietschermen aangebracht. Deze zijn afgedekt met netten of gaas, vroeger met gebogen elzen of wilgen takken om het wegvliegen van de vogels te voorkomen. Het geheel ligt te midden van een hoog opgaand waterrijk kooibos. Dit bos is voor de rust op de plas en als bescherming tegen de wind. Het kooibedrijf heeft een omvang van gemiddeld 2 ha, waarvan de kooiplas een grootte heeft van circa 0,75 ha.

De Eemnesser kooi was een gegraven kooi met in vier veel voorkomende windrichtingen een vangpijp. In de buitenbochten daarvan waren de rietschermen schuin en los van elkaar geplaatst. De kooiker kon hierdoor de eenden op de plas zien zonder dat de eenden hem zagen of hoorden. Buiten het onderhoud van de kooi moest hij ook zorgen voor voldoende halftamme eenden, de staleenden. Die werden door de kooiker regelmatig gevoerd, maar ze vlogen ook rond in de omgeving en brachten bij hun terugkomst vaak de echt wilde eenden mee naar de kooiplas. Daartoe plaatste hij in het kooibos broedkorven in de hoop dat deze bewoond gingen worden door de staleenden. Na het uitkomen van de eieren bleven deze nakomelingen in de buurt van de eendenkooi en werden vertrouwd gemaakt met het zwemmen naar en in de vangpijpen.

Mogelijk stamt de Eemnesser eenden- of vogelkooi uit 1697. Dan namelijk koopt Jeapie Alberts, gescheiden van Jan Jacobse, 3 dammaten land in het Gerrit Gerritsen erf. Vijf jaren later wordt op die plaats voor het eerst de kooi in documenten genoemd. Tot 1830 blijft het kooibedrijf in handen van inwoners uit Eemnes die allen aan de huidige Meentweg woonden. Daarna namen tot 1940 inwoners uit Blaricum de eendenkooi over. In de jaren 1950-1970 werden alle bossage omgezaagd en verwijderd. De kooiplas is daarna verder dicht gegroeid, maar niet gedempt. Teus Roodhart en Arie Hoogeboom, die aan Meentweg woonden, herinnerden zich nog dat rond 1970 het gras in de vangpijpen gemaaid kon worden met paard en maaimachine. Men moest echter wel doorlopen, anders verzakte het geheel.

Meer over de Eemnesser eendenkooi is te lezen in: E. van Andel, ‘De Eemnesser Eendenkooi’, in het kwartaalblad Historische Kring Eemnes 2006-2.

(Eerder verschenen in De Rotonde 2012, nr. 4; ongewijzigd.)

Fragment van de kaart van Lucas Jansz. Sinck, 1619, noorden onder (Nationaal Archief): ‘Die mene steech”.

Fragment van een kaart van F. de Wit, 1685, noorden rechts: ‘Minne steeg’.

Van Minnesteeg naar Minnehof
Eind 2012 is het Dorpshart van Eemnes gerealiseerd. Het belangrijkste onderdeel daarvan is het winkelcentrum annex appartementencomplex ‘De Minnehof’. Hoe is men aan deze naam gekomen?

De bedenkers hebben in elk geval gevoel gehad voor de geschiedenis van Eemnes, want het complex ligt aan de Laarderweg, die lang geleden een andere aanduiding had. Op een kaart uit 1619 (Lucas Jansz Sinck) staat ‘Die mene steech’. In 1628 (Balthasar van Berckenrode) staat er ‘Miene Steech’, maar vermoedelijke uitgesproken als: ‘miëne steeg’. Vanaf 1647 (J. Aertsz Colom) duikt ‘de minne steeg’ op. Wat betekende dat? Bij steeg denken we al snel aan een nauw straatje tussen huizen door. De oude betekenis is echter een smalle weg of pad, vaak tussen erven door, waar de aanliggende eigenaren onderhoudsplichtig waren.

Het andere deel van de benaming is ‘miene’ of ‘minne’, wat afleidingen zijn van ‘mene’. Die aanduiding komt van het feit dat deze weg eigendom was van de ‘(ge)mene buren’ (gemeenschappelijke inwoners) van Eemnes. Hij lag op het stuk grond dat Zuidwend werd genoemd. Deze strook grond ligt vanouds aan weerszijden van de Wakkerendijk tussen de Laarderweg en de Vaart en de verlengden van beide. Dit was een erfstrook waarop de kerk van Eemnes Buiten was gesticht en waaruit opbrengsten dienden voor het onderhoud van de kerk, de pastoor (later dominee) en de diaconie. Tot in de 17e eeuw is een gedeelte gebruikt als ‘dorpsmeent‘. Het pad langs de noordelijke rand van de Zuidwend werd vanaf de Wakkerendijk de weg naar Laren, van en voor de hele ‘gemeenschap’. In het begin was er geen duidelijk onderscheid tussen de parochie en de dorpsgemeenschap. De parochie, later het kerkbestuur van de hervormde kerk, was verantwoordelijk voor het onderhoud tot aan omstreeks 1800.

Wijselijk heeft men gekozen voor ‘De Minnehof’ en niet voor ‘De Menehof’, wat niemand zou begrijpen. In feite zouden we ‘meene’ nu moeten schrijven als ‘gemene’. Dan had het moeten worden ‘De Gemenehof’. Daar zou je niet willen wonen. Door de associatie van het ‘gemeen’ met het ‘gewone volk’, heeft het woord ‘gemeen’ een negatieve betekenis gekregen, die het niet had. ‘De Minnehof’ klinkt in elk geval veel gezelliger, met een knipoog naar de minnekozende tortelduiven en te hopen is ook dat het daar allemaal erg gezellig wordt.

(Eerder verschenen in De Rotonde 2012, nr. 2; marginaal aangepast.)