De Historische Kring vertelt … 2011

Klik op een van de onderstaande titels om direct naar het onderwerp te gaan.

In mei 1968 eindigde de Raadhuislaan nog hier bij nummer 42 (links). Dit was een ansichtkaart van winkel De Blauwe Vlam (Wakkerendijk 5).

De eerste jaren van de Raadhuislaan
Met de aanleg van het begin van de Raadhuislaan in 1957 vanaf de Wakkerendijk kwam de groei van het aantal huizen van Eemnes in een stroomversnelling. Na de bouw van de huizen met nummer 2 t/m 12 werd eerst gebouwd in enkele andere straten. Maar vanaf 1961 werden de bouwpercelen aan de Raadhuislaan in stapjes verder ingevuld. De straat liep tot 1964 nog dood bij de huidige driesprong met de Rutgers van Rozenburglaan. Vervolgens kwamen in 1965 de huizen tot aan het Plantsoen gereed voor medewerkers van Philips (zie foto). Het stuk van daar tot aan de Graanoogst was nog weiland. Dat land werd niet meer echt gebruikt, want het Woning- en Grondbedrijf van Philips De Nieuwe Erven had al een goedgekeurd plan voor de bouw van meer woningen op die grond. Aan de kant van de Molenweg werd toen gebouwd in de Graanoogst en de huizen in de Maalderij waren al klaar.

Plantsoen als terrein voor evenementen
Van 1969 tot 1971 werd de rest van de Raadhuislaan met huizen gevuld. Het ging toen heel snel. Al in 1970 werd ook in opdracht van Philips gebouwd in de Ploeglaan. Aansluitend volgde de Klaproos, die omstreeks 1972 geheel werd opgeleverd. Het hele stuk tussen deze blokken huizen en de Laarderweg was intussen ook vrijwel vol gebouwd. In 1969 en 1970 zijn de inmiddels afgebroken scholen Zuidwend en Wegwijzer geopend. Een groot deel van de toenmalige Eemnesser bevolking woonde in de buurt aan de zuidkant van de Laarderweg.

Voor evenementen was het Plantsoen een centrale plek geworden. Dat merkte je met de viering van Koninginnedag. Onder andere werden de wedstrijden voor de schooljeugd, zoals zaklopen, niet meer op het voetbalveld gehouden (waar nu De Hilt is), maar op het Plantsoen. Ook het Eemnesser muziekcorps In Aethere Musica trad daar in de jaren zeventig op met buitenlandse muziekgroepen. Kermis exploitanten hebben toen Eemnes weer ontdekt. Op de plaats waar later de bibliotheek kwam was nog een open grasveld. Dat terrein en een deel van het Plantsoen was omstreeks 1973 twee maal de plaats voor de kermis. Niet zo groot als tegenwoordig aan de Noordersingel, maar voor de buurt een gezellige boel. Dat gold zeker voor de naaste buren, die vrijkaartjes kregen ter compensatie van de overlast.

(Eerder verschenen in De Rotonde 2011, nr. 25; correctie op volgorde bouw Klaproos en Ploeglaan.)

Meentweg 69 in 2002 (foto Désirée van Oostrum).

Meentweg 69 in 2011 (foto Rom van der Schaaf). In 2013 brandde het pand af t.g.v. een schoorsteenbrand, waarna het herbouwd is.

Veranderingen aan de dijk
Langs Wakkerendijk en Meentweg is het heerlijk fietsen. Aan de ene kant de weidse polder en aan de andere kant het oude lint van boerderijen. In een periode van één of twee jaar verandert er weinig aan het beeld. Maar stel je eens voor hoe het er 50 jaar geleden was. Toen was er nog geen fietspad naast de rijweg. In de polder waren bijna geen boerderijen en het uiterlijk van de panden aan de westkant was dikwijls anders dan nu. Voor al die veranderingen zijn er redenen, die vooral te maken hebben met de behoefte van bewoners van de panden langs de dijk.

Na 1960 is het gebruik van de boerderijen veranderd, doordat bijna alle melkveehouderij is verplaatst naar nieuwe boerderijen in de polder. De belangrijkste redenen daarvan zijn: 1e door de toename van het autoverkeer werd de oversteek van de Wakkerendijk moeilijk voor het vee en 2e de hinderwet werd een belemmering voor veehouderij naast panden met woonbestemming. Bovendien was het om economische redenen gewenst om meer melkkoeien te houden in een ligboxenstal, voorzien van moderne hulpmiddelen voor de bedrijfsvoering.

In de loop der jaren werden daardoor veel oude boerderijen verkocht aan mensen die geen agrarische afkomst hebben. Het gebruik van de panden veranderde voor comfortabeler wonen, soms gecombineerd met een niet-agrarisch bedrijf. Met het andere gebruik kregen het voor- en achtererf een ander aanzien. Ook werden de boerderijen verbouwd voor gerieflijker wonen. Als het pand niet op een monumentenlijst is opgenomen kon het aanzien van de gevel sterk veranderen. Bijna alle eigenaren willen een pand met een fraai uiterlijk. Maar doordat smaken verschillen en nieuwe materialen een andere uitstraling hebben, werd de verandering niet altijd een verbetering. Ook zijn er gevallen, dat fraaie oude panden aan het zicht worden onttrokken door hoge begroeiing.

Maar er zijn ook zichtbare verbeteringen. Een voorbeeld daarvan is Meentweg 69. Sedert 1912 wordt het bewoond door familie Van den Tweel. Door de tweede generatie van hen werd in 1969 de voorgevel gemoderniseerd volgens de ideeën voor woonhuizen van die tijd met een raamindeling voor meer licht in huis. Peel van den Tweel, die er boerde van 1912 tot 1950, werd toen geëerd met de naam van de boerderij, ‘De Peelhoeve’. In de decennia daarna werd het gevoel voor behoud van de vroegere agrarische architectuur meer bekend. Mede daardoor liet Gerard, van de derde generatie bewoners Van den Tweel, in 2006 de oorspronkelijke gevelindeling terug brengen.

(Eerder verschenen in De Rotonde 2011, nr. 19.)

Gerritje Scherpenzeel-Hagen, Eemnes 1840-1927 (fragment, coll. HKE).

Utrechste muts volgens Bing en Braet von Ueberfeldt (details, coll. Nederlands Openlucht Museum).

Oudste foto’s van streekdrachtmutsen
In Eemnes werd tot in het midden van de 20e eeuw in afnemende mate nog streekdracht gedragen. Er was echter niet één uniforme dracht bij met name de vrouwen, maar wel vier soorten die gekenmerkt worden door de bijbehorende gesteven witte muts: de vierkante muts met oorijzer eronder, die alleen werd gedragen door de beter gesitueerde katholieke (boeren)vrouwen; de Gooise staartkap met oorijzer die met een modejurk uit de winkel werd gedragen door een beter gesitueerde jongere generatie ,ongeacht kerkelijke gezindte; de ronde muts met de kenmerkende omhoog gestoken punten en zonder oorijzer voor de minder gesitueerde vrouwen, maar ook voor daags naast vierkante muts en de staartkap; tot slot de cornetmuts met de karakteristieke fijn gerimpelde band over het voorhoofd en een staart. Deze drachten beperkten zich niet tot Eemnes, maar kwamen eveneens voor in wijdere omgeving van Hoogland tot Ankeveen.

De leek denkt al gauw dat streekdracht eeuwen lang hetzelfde is gebleven, maar dit is allerminst waar. Deze wisselde ook, maar langzamer en op zijn snelst met een generatie. Bij het onderzoek voor het prachtige boek Verdwenen streekdrachten van Eem tot Vecht (2008) zijn enkele oude foto’s in het gebied opgedoken met oude vrouwen, die een ander soort muts dragen. De oudst bekende is bijgaande van Gerritje Scherpenzeel-Hagen (Eemnes 1840-1927) in 1916. Het is een voorloper van de vierkante muts, gedragen over een breed oorijzer. De voorkant lijkt op de vierkante muts, maar de achterkant is duidelijk anders. Het kanten achtergedeelte bestaat uit twee uitlopende punten, terwijl bij de vierkante muts de omgevouwen brede onderrand van links naar rechts in één geheel achter het hoofd langs loopt.

Valentijn Bing en Jan Braet von Ueberfeldt hebben de oudste muts in het midden van de 19e eeuw zien dragen in het Utrechtse. In het begin van de 20e eeuw droeg een Eemnesser vrouw er dus nog één.

In een laatste poging zouden we heel graag in contact komen met mensen in Eemnes die nog heel oude foto’s hebben waar (misschien) een dergelijke muts op staat. Belangrijk zijn de op de wangen uitstekende uiteinden van het oorijzer.

(Eerder verschenen in De Rotonde 2011, nr. 14.)

Dijkhuis Wakkerendijk 168-170 (foto Jaap Groeneveld)

Wakkerendijk 168-170 tolhuis of niet?
Enige tijd geleden kregen we de vraag om meer gegevens over Wakkerendijk 168-170. De vrager bleek de te verwijzen naar ‘het oude tolhuis’. Hij baseerde zich op gegevens van de vroegere Rijksdienst voor Monumentezorg (RDMZ). Dit bevreemdde ons zeer. Hoe zit het nu?

Vóór de aanleg van de straatwegen door Eemnes zijn hier voor zover bekend geen tollen geweest. De eerste tol werd pas opgericht in 1816 op de driesprong van de Laarderweg-Wakkerendijk/Meentweg. Daar was een huisje aan de oostzijde van de Wakkerendijk, praktisch tegen de rijbaan. Het was tol no. 2 van de Commissie van de Straatweg Naarden-Amersfoort. Tol no. 1 stond bij Naarden, tol no. 3 was het tolhuis bij Groeneveld te Baarn. Daartussen waren geen andere tollen. Tol werd geheven voor het terugbetalen van de lening die was aangegaan voor de aanleg van het wegdek en het onderhoud daarvan. De tollen in de rijksweg door Eemnes – via de Wakkerendijk – werden in 1901 door het Rijk 1901 opgeheven.

Volgens bekende informatie is de verhoogde aanbouw Wakkerendijk 170 omstreeks 1845 gebouwd. De onder aan de dijk liggende ‘langhuisboerderij’ was vanaf eind 18e eeuw tot 1957 smederij, laatstelijk vanaf 1934 van Jan van de Hengel. De uitbouw gaf natuurlijk mooi uitzicht over de weg.

Het is een mythe dat Wakkerendijk 168-170 een tol is geweest. Iemand zal het misschien eens hebben gedacht op grond van de uitbouw van de bovenste verdieping van het laag gelegen huis. Van lieverlee is het van horen zeggen uiteindelijk voor waar aangenomen en in documenten bij RDMZ en opvolger Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (RCE) terechtgekomen. Zo gaat het soms.

(Eerder verschenen in De Rotonde 2011, nr. 12; correctie m.b.t. de laatste smid.)

Avro Lancaster BI bommenwerper PA474 van Battle of Britain Memorial Flight, 21,18 m lang met een spanwijdte van 31,09 m (Wikipedia).

Neergestorte bommenwerpers in Eemnes
Neergestorte vliegtuigen maken altijd indruk. De wederwaardigheden van de vliegers, die vanuit Engeland de risicovolle vluchten met bommen Nazi-Duitsland op de knieën probeerden te krijgen, geven daar een extra dimensie aan. Zij hadden een zeer korte prognose om te overleven in aantallen vlieguren. Nachtjagers en afweergeschut, maar ook technisch en menselijk falen, lagen op de loer.

Op 13 mei 1943 ontsnapte Eemnes aan een ramp. ‘s Ochtends in alle vroegte kwam een Lancaster van de RAF terug van een afgebroken missie naar Duisburg. Het was ernstig geraakt door een nachtjager en het zat nog vol bommen. Het scheerde om 2.20 uur laag en onderdelen verliezend diagonaal over de Laarderweg om zich met een daverende ontploffing in het bouwland achter de Algemene Begraafplaats te boren. Vele ruiten en dakpannen in de omgeving lagen aan diggelen. Van de zevenkoppige bemanning overleefde alleen de Australiër Horace D.M. Ransome DFC de klap. Met een gebroken rug lag hij in het bouwland en hij werd later door een melkster gevonden. De Wehrmacht heeft hem naar een ziekenhuis in Amersfoort gebracht en hij zou de oorlog verder als krijgsgevangene overleven.

Op 20 februari 1944 kwam een andere Lancaster van de RAF terug van missie naar Leipzig. Het toestel was boven het IJsselmeer toen de bemanning brand in een motor ontdekte. Blussen lukte niet meer en de bevelvoerende officier Ramsy Stanners besloot boven land rondjes te gaan draaien om de bemanning te laten springen. Tijdens deze manoeuvre brak de verzwakte vleugel af, waardoor het toestel onbestuurbaar op de kop draaide en neerstortte. Alleen Flying Officer Edward J.C. Kryskow van de Canadese RCAF kon nog ontsnappen. Hij zou de oorlog in Eemnes als ‘doofstomme’ ondergedoken uitzitten. Het toestel is in de polder bij de Anna Louwenweg neergekomen. Humphrey W. Hughes ligt nog als vermiste met resten van het toestel in de grond. Van beide vliegtuigen liggen de omgekomen en gevonden slachtoffers op de erebegraafplaats van ‘De Rusthof’ te Leusden begraven.

Op 21 november 1944 stortte in het water bij de Eemmonding nog een Amerikaanse Liberator neer, waarbij zeven van de negen bemanningsleden in het koude water omkwamen ondanks hun tijdige sprong uit het toestel. De beide piloten, 1st Lt. John H. Quinn en 2nd Lt. Melburn O. Simmons, die als laatsten het toestel verlieten, landden net aan de oever. Via Bunschoten kwamen ze uiteindelijk in Eemnes terecht en ze hebben daar ondergedoken gezeten. De her en der aangespoelde slachtoffers zijn uiteindelijk op militaire begraafplaatsen in Europa en Amerika herbegraven. Alle 19 geborgen slachtoffers van deze drie toestellen staan op het Vrijheidsmonument te Eemnes vermeld.

(Eerder verschenen in De Rotonde 2011, nr. 10; andere foto. Bron: Jaap van der Woude, ‘Vrijheidsmonument Eemnes’.)

Het Marktveld tussen de twee armen van de Eemnesser haven eind mei 1940 (coll. HKE).

Van Marktveld tot Evenementenplein
In de jaren 1920 was het in de haven van Eemnes dikwijls een drukte van belang. Er waren toen jaren, dat er meer dan 200 schepen kwamen. De haven had twee armen, zodat een aantal schepen tegelijk kon laden en lossen. Op het terrein tussen de havenarmen kwamen de wagens voor het transport in de naaste omgeving. Er zijn foto’s bekend dat er stapels bakstenen liggen te wachten op vervoer; bijvoorbeeld naar de bouwplaats van de Sint Janbasiliek te Laren. Het stuk tussen de havenarmen werd het Marktveld genoemd. Waarschijnlijk werd er zo nu en dan ook markt gehouden. Eemnes had in die tijd het fanfarecorps De Eendracht. Voor hun optreden stond op het Marktveld in de jaren 1930 een muziektent. Bij dorpsfeesten was daar veel te doen.

Tweede Wereldoorlog
Door een voorzorgsmaatregel van de overheid in verband met de Tweede Wereldoorlog werden op 10 mei 1940 alle melkkoeien uit de omgeving geëvacueerd. Via de Wakkerendijk liepen duizenden koeien naar Huizen. Daar werden ze verscheept naar Monnikendam en omgeving. Het vee kwam niet alleen uit Eemnes, maar ook uit Baarn, Soest en Hoogland. Ongeveer twee weken later kwam het vee terug, omdat de evacuatie niet nodig was gebleken. Bij de opvang aan het einde van de Meentweg, herkenden veel boeren hun koeien direct. Maar tientallen koeien bleven over. Die dieren werden naar het Marktveld gebracht, om daar te bepalen wie de eigenaar was. Daarna waren er bij de haven stille jaren. Al vóór de oorlog kwam er gemiddeld slechts één schip per week. De muziektent werd afgebroken.

Periode vanaf 1950
Na de oorlog werd het vervoer per schip meer en meer vervangen door vervoer per vrachtauto. Uit oogpunt van bezuiniging werd in 1953 besloten om de Eemnesser sluis buiten dienst te stellen. Daar kwam een dam van beton. Als logisch gevolg werd in 1959 de westelijke havenarm gedicht. Enkele jaren later werd het gehele terrein tegenover het toenmalige Gemeentehuis een plantsoentje. Nadat daar enkele keren bij dorpsfeesten in september een grote tent was opgesteld, kwam er een plan voor herinrichting. In 2001 werd het plantsoen bij de oude haven ingericht tot het huidige Evenementenplein en er werd weer een Jaarmarkt gehouden. Op Koninginnedag, bij feesten in september en bij de intocht van Sinterklaas is het er een drukte van belang. In de rustige perioden daar tussen door nodigen de banken uit voor het uitzicht over de weidse Eemnesser polder.

(Eerder verschenen in De Rotonde 2011, nr. 8.)

Wijbrand Hendriks (Haarlem 1744-1831), de serpentinevijver van Eemlust (particuliere collectie).

De aanzienlijke buitenplaats Eemlust 
In de zeventiende eeuw raakte het in de mode dat rijken in de steden ‘s zomers de stinkende stad ontvluchtten. De grachten waren open riolen. De lucht was in de zomer verpest door de stank, maar in de zomer was het aangenaam toeven buiten de stad. Sommige stedelingen waren in het bezit van boerderijen, waar zij het recht op gebruik van de herenkamer hadden. Anderen pakten het groter aan en bouwden op de plaats van de boerderij een meer of minder groot huis. Zo ontstonden de oudste gedeelten van bijvoorbeeld Paleis Soestdijk en Kasteel Groeneveld in Baarn, die later nog werden uitgebreid.

Langs de Wakkerendijk hebben ook een aantal hofsteden gestaan die de vorm aannamen van buitenplaatsen van mindere omvang. Zo kunnen worden genoemd ‘Stadwijk’ (nr. 44a t/m 52) waarvan alleen nog de ruïne resteert van het koetshuis en het geheel verdwenen ‘Berg en Eemzicht’ (ter hoogte van nr. 128). De grootste en meest aanzienlijke buitenplaats was ‘Eemlust’, waaraan nu helemaal niets meer herinnert in het terrein. Het laatste was een slingerende vijver die een kronkelend stroompje moest verbeelden in de traditie van de Engelse landschapsstijl. Deze serpentinevijver werd gedempt omstreeks 1977.

Uit onderzoek van Jan Out blijkt dat waarschijnlijk de oudst bekende eigenaar Joan van Wickevoort was, schout en gadermeester van Eemnes-Buiten, die in 1693 of ’94 overleed. Via vererving en huwelijk komt het huis vermoedelijk in 1697 in eigendom van de Haarlemse linnenkoopman van Franse oorsprong, Henry Samuel Crommelin. Na 1735 draagt de buitenplaats eerst de naam Duckenburg, maar rond 1776 duikt de naam Eemlust op. Een of de laatste bezitter van Eemlust was in 1832 Hendrik Arnoldus. Crommelin te Haarlem, voormalig schout van Eemnes. De familie had rond 1700 invloed in de West-Indische en de Oost-Indische Compagnieën. Verder zaten mannelijke nazaten in de stadsbesturen van Haarlem en Amsterdam en waren vrouwelijke nazaten gehuwd met zulke aanzienlijke mannen.

Het huis en de tuin is bezongen in een gedicht dat de vergelijking aangaat met paleizen en degelijke. We hebben al de serpentinevijver genoemd. Ook waren er een oranjerie, bruggetjes en tuinbeelden. Het huis met entourage is omstreeks 1832 geveild en daarna afgebroken. Van de tuinbeelden zijn enkele in brokken teruggevonden in een sloot aan de overzijde van de Wakkerendijk. Een bewaard gebleven Album Armoricum geeft met een aantal tekeningen een indruk van de sfeer in de tuin.

(Eerder verschenen in De Rotonde 2011, nr. 6.)

Fragment van de kaart van Lucas Jansz Sinck uit 1619 met het zuiden boven (coll. Nationaal Archief).

De Gooyergracht
De vorige keer behandelden we het plaatsen van de Leeuwenpaal, waaraan in 1356 verbonden was het rooien van een grenslijn gericht op de Domtoren te Utrecht. Wat er precies is gebeurd met de rooiïng is niet helemaal duidelijk. Een rol kan hebben gespeeld dat men bij het graven de Domtoren niet goed heeft kunnen zien en wederzijds een reeds bestaand waterloopje als natuurlijke grens heeft geaccepteerd. De toren werd immers pas in 1382 voltooid.

In de processen die resulteerden in het vonnis van 1535 voor de Geheime Raad had men ontdekt dat de grenssloot helemaal niet op de Domtoren was gericht, maar ten gunste van de Eemnessers te veel naar het zuidwesten liep. Zij moesten daarom de Bouwvenen in Blaricum afstaan aan het Gooi. Naarden, Blaricum, Laren, Hilversum en Huizen kregen daarvan allemaal een stukje. De Eemnessers mochten wel de grond gebruiken tegen een jaarlijkse pacht. Er moest een nieuwe gracht van een roede breed (3,76 m) worden gegraven vanaf de Zuidwend (Laarderweg) tot aan de Leeuwenpaal, uitkomend in de oude sloot, en van daar naar het oosten naar de monding van de Eem, de Gooyergracht die we nog steeds kennen.

De genoemde ‘oude sloot’, die eerder de grens vormde, ligt ook nog steeds in Blaricum. Hij is helaas onderbroken door het wijkje ‘de Bouwvenen’. De Eemnessers schikten zich uiteindelijk in het vonnis van 1535. Het jaar daarop kwam er een akkoord, waarbij de sloot langs de huidige Goyergracht-Noord als tegemoetkoming iets af mocht wijken van de rooiing op de domtoren Zo ontstond de inschinkeling van 20 roeden tussen paal 1 en 2 bij de Laarderweg. Ten zuiden van de Laarderweg hoefde aanvankelijk alleen maar een sloot van een paar steek diep gegraven te worden, die binnen het jaar op dezelfde breedte en diepte moest worden gebracht. Dat grensvak tussen de palen 2 en 6 is daarom het enige van alle dat vrij precies is gericht op de Domtoren.

Hoe zit dat nu met de schrijfwijze van de naam Gooyergracht. Wat is goed? Topografische kaarten geven de naam Gooyergracht aan het water ten noorden van de Laarderweg. Eemnes schrijft officieel de straatnaam van het pad ten oosten van de Gooyergracht als Goyergracht-Noord en ten zuiden van de Laarderweg als Goyergracht-Zuid. De gemeente Laren bezigt daarnaast aan haar kant Gooiergracht, net als in Eemnes alleen met oneven nummers. Verwarrend, maar allemaal goed, zolang men ze maar gebruikt waarvoor ze bedoeld zijn, het pad, de straat of het water. (Zie voor meer hierover 2016, nr. 12.)

(Eerder verschenen in De Rotonde 2012, nr. 4.)

De Leeuwenpaal, op de plek waar hij vele eeuwen heeft gestaan, terwijl de omgeving grondig is veranderd (foto Jaap Groeneveld).

De Leeuwenpaal
De oostgrens van de gemeente Eemnes stamt in principe van 1356. Het is het resultaat van strijd om het veen en hun belasting betalende bewoners tussen de graaf van Holland en de bisschop van Utrecht. In 1331 had graaf Willem IV van Holland zonder overleg op de plaats van de Wakkerendijk een grensscheiding getrokken, de ‘ree’, met daarnaast de ‘Wackers weg’. Hij haalde de Eemnessers, die nog bij Eembrugge woonden, in 1339 over om in zijn gebied Oost-Holland te komen wonen. Zij hadden echter bisschop Jan van Diest beloofd om niet te verhuizen voordat hij overleden was, wat in 1340 gebeurde.

Van Diests opvolger, Jan van Arkel, had om verschillende redenen nogal wat te stellen met graaf Willem IV. Deze sneuvelde in 1345 bij Warns waarna Van Arkel zijn kans schoon zag om de afvallige en inmiddels verhuisde Eemnessers een lesje te leren. Hij brandde in 1346 en 1348 de voorloper van Eemnes-Buiten, Oost-Holland, plat. Met het vredesverdrag van 1351 kwam Oost-Holland aan de bisschop. In 1356 groef graaf Willem V de strijdbijl nog eens op, maar verloor het spel. Om de grens af te palen werd ‘tot in het diep van de zee’ de ‘Leopaal’ gesteld, ongeveer op de plaats waar nu een opvolger staat. Vandaar uit werd een rooilijn getrokken op de Domtoren te Utrecht. Ten westen ervan was Holland, ten oosten het Sticht van Utrecht.

De Leeuwenpaal ontleent zijn naam aan de leeuwen in de oude wapens van Holland en Utrecht. Ook de andere palen langs de provinciegrens die na 1719 zijn geplaatst worden wel Leeuwenpalen genoemd, maar vanouds zou de paal die de noordwesthoek van Eemnes markeert de enige met die benaming zijn.

Er wordt wel beweerd dat met de aanleg van de aansluiting op de A27 bij de Bijvanck de paal zou zijn verplaatst omdat hij anders op de kruising zou staan. Dit is echter niet het geval, hoewel hij wel even van zijn plaats is geweest. Hij staat in het gras tussen de fietspaden en de rijbaan op een punt waar vrij precies de provinciegrens een hoek maakt. Wel is destijds de sloot Gooyergracht in die omgeving verlegd. De volgende keer gaan we het hebben over de Gooyergracht

(Eerder verschenen in De Rotonde 2011, nr. 1; enigszins aangepast.)