De Historische Kring vertelt … 2022
Klik op een van de onderstaande titels om direct naar het onderwerp te gaan.
Verkeerstremming op de Wakkerendijk in 1912
Openstelling van de Meentweg voor het verkeer
Hachelijke rit met de strontkar
Een bakkersknecht bakt ze bruin…
Klik op een foto om te vergroten.
Op zoek naar een woestijn
‘Gezeten op een ezel en begeleid door een vriendelijk uitziende hond maakte een vrij zonderlinge ‘toerist’ woensdag zijn intocht in Eemnes’, zo vermeldde een landelijk dagblad in juli 1950 in een kort artikel. Als je de aanvang van het artikel leest denk je in deze tijd van het jaar onwillekeurig aan het verhaal over de reis van Maria en Josef en het kerstverhaal, echter hier bleek iets anders aan de hand.
In antwoord op vragen van een verbouwereerde politieagent vertelde de man, dat hij op zoek was naar een woestijn. Na lang nadenken dacht de agent dat de bezoeker misschien het restaurant De Witte Bergen, gelegen nabij de hei met grote open stukken met zand, bedoelde. Dat was niet het geval; de man vertelde op serieuze toon dat hij wel degelijk naar een woestijn in de omgeving zocht. Hij hield, zoals hij verder zei, overal in het land ‘predikingen’. Nadat de vreemdeling erop was gewezen, dat de hond toebehoorde aan een inwoner van Eemnes, stond hij het dier zonder probleem weer aan de eigenaar af. ‘Hij had het dier geheel ter goeder trouw gekocht op de markt te Utrecht’.
Uiteindelijk wees de politieman de man de weg naar Bunschoten, de plaats waarheen deze ‘profeet’ toen naar toe wilde. In Eemnes hield hij echter eerst nog voor een grote schare toehoorders een van zijn predicaties. Aan het einde daarvan sprak hij de wens uit om voor zijn vertrek nog ‘gespijzigd’ te mogen worden. Enkele gulle Eemnessers waren hem hierin ter wille en na een stevig middagmaal zette de vreemdeling zijn ezelreis, zonder hond, voort. Of de man uiteindelijk zijn doel van de reis, een echte woestijn, heeft gehaald blijft helaas onduidelijk.
Eerder geplaatst in De Rotonde, jrg.19, uitgave 1, 14 jan. 2022.
Het sluitingsuur van cafés
In ‘normale’ tijden, zonder Corona, zijn cafés voor onze begrippen ‘s avonds gewoonlijk open tot 11 of 12 uur. 100 Jaar geleden was dat anders in Eemnes. Bij verordening was toen vastgelegd dat cafés tot uiterlijk 10.00 uur ’s avonds open mochten blijven. Voor de plaatselijke horeca was dat onbevredigend, zeker in de zomerperiode wanneer het ’s avonds lang warm en licht is.
Om die reden had een zevental caféhouders in de zomer van 1926 een verzoek aan de gemeenteraad gericht om het sluitingsuur in die periode met één uur te verlengen tot 11.00 uur ’s avonds. Als je het goed beschouwt: zeven cafés op een aantal van ca. 1800 inwoners was – vergeleken met nu – eigenlijk best veel! Als reden werd aangevoerd ‘dat het met het oog op de a.s. drukte van den hooibouw meermalen voorkomt dat landbouwers die om 22.00 uur uit de polder naar huis keren, hun café nog even wensen te bezoeken en zich wat te verfrissen’.
Dit verzoek werd uitgebreid besproken in de raadsvergadering, waarbij de voorzitter op voorhand aangeeft geen aanleiding te zien om aan dit verzoek mee te werken. De discussies hierna binnen de raad hierover geven een aardig tijdsbeeld over hoe hier tegenaan werd gekeken. Zo noemt wethouder Pas ‘het een eigenaardige behoefte om ’s avonds zo laat nog een café te bezoeken’. Raadsleden Van den Brink en Seldenrijk ‘veronderstellen dat dit meer is gedaan in het belang van inwoners uit de omstreken van Soest enz.’.
Verder wijst wethouder Pas er op ‘dat het in de hooibouw heel vroeg dag voor de mensen is, dan beginnen zij ’s morgens om drie uur en is de dag dus lang genoeg. Dan hebben de mensen aan het einde van hun dagtaak meer behoefte om zich ter ruste te begeven dan cafés te bezoeken. Hij stelt daarom voor het verzoek af te wijzen. Aldus werd besloten!
Eerder geplaatst in De Rotonde, jrg.19, uitgave 2, 27 januari 2022.
Verkeerstremming op de Wakkerendijk in 1912
In de afgelopen twee jaar is de Wakkerendijk vanaf ‘De Tol’ tot aan de grens met Baarn onder handen genomen, dit om de verkeersdoorstroming – en veiligheid – te verbeteren. Op dit moment worden deze maatregelen geëvalueerd en wordt bezien waar eventueel nog verbeteringen kunnen worden aangebracht.
Ruim 100 jaar geleden was de verkeersdoorstroming op deze weg ook al een punt van aandacht. Niet onbegrijpelijk, omdat de weg toen aanzienlijk smaller was. De dijk aan de polderzijde was nog in volle omvang aanwezig en nam daardoor een groot deel van wat nu weg is in beslag.
Zo werd op enig moment door de gemeenteveldwachter in 1912 proces-verbaal opgemaakt tegen een landbouwer te Eemnes-Binnen wegens overtreding van het Motor- en Rijwielreglement.
Wat was er aan de hand? Aangevoerd werd dat hij niet had willen uitwijken toen hij met twee aaneengekoppelde voeren (wagens) hooi over de weg reed. De fietser die van achteren kwam beweerde dat hij en nog meerdere andere fietsers hierdoor niet konden passeren. Voor dit feit werd de landbouwer door het Kantongerecht te Amersfoort veroordeeld tot 10 gulden boete, subsidiair 10 dagen hechtenis. Een forse straf dus, zeker wanneer we dit afzetten tegen de strafsancties voor dit soort overtredingen in de huidige tijd!
Tegen deze uitspraak werd door de landbouwer beroep aangetekend en zo werd deze zaak behandeld voor de Rechtbank in Utrecht. Het pleidooi van de landbouwer kwam er op neer dat het geen kwaadwilligheid was, omdat hij moest uitwijken voor een andere landbouwer die hem tegemoet reed. Ook werd door deze andere landbouwer bevestigd, dat er géén wielrijders achter de verbaliseerde landbouwer aanreden, maar alleen de veldwachter, die per fiets zijn zoontje naar Baarn bracht om daar de school te bezoeken. Op grond van deze verklaring volgde vrijspraak van het ten laste gelegd feit!
Eerder geplaatst in De Rotonde, jrg.19, uitgave 6, 24 maart 2022.
Openstelling van de Meentweg voor het verkeer
Het gebruik van de auto is heden ten dage, ondanks de gestegen brandstofprijzen, gemeengoed. Bijna ieder gezin heeft een of meerdere auto’s en het is druk op de weg met soms vele kilometers file. Hoe anders was dat in het begin van de vorige eeuw. Er waren nog geen snelwegen en het weinige autoverkeer verplaatste zich over vaak onverharde wegen, dwars door steden en dorpen. Dat was voor de bewoners in het begin wennen en leidde ook regelmatig tot irritaties.
In Eemnes was de Wakkerendijk met de Laarderweg een belangrijke doorgangsroute. Zo gebeurde het dat in 1910 een automobilist die dagelijks door Eemnes reed spontaan een bedrag van f100 aan de gemeente doneerde als blijk van zijn waardering voor de welwillende houding van de inwoners, jong en oud, jegens de ‘automobielrijders’. Overigens was de maximum snelheid voor het gemotoriseerde verkeer in die tijd vastgesteld op 20 of 25 km/uur.
Voor de weg ‘vanaf den tol tot aan de Gooische Meent‘ (Meentweg) gold een verbod voor auto’s en motorrijwielen, behalve voor de aanwonenden. De weg was smal vanwege de hoge dijk, niet verhard en daardoor minder geschikt voor verkeer. In 1925 werd in de gemeenteraad vanwege een toenemend aantal verzoeken om ontheffing gesproken over openstelling van de weg. Verzoeken waren o.a. ingediend door de directeur van de melkfabriek ‘Eemlandia’ te Bunschoten en melkrijder Kooij uit Blaricum.
Het onderwerp werd uitgebreid besproken en de raadsleden Van den Brink en Stoutenburg gaven aan geen bezwaar te hebben tegen lichte Ford-auto’s, doch wensten geen openstelling voor alle soorten zware auto’s. In verband hiermee stelde de heer Hagen voor tol te gaan heffen. Wethouder Pas antwoordde dat hij niet wil ingaan op het voorstel tot tolheffing en meende dat de kosten hiervan (inrichten tolhuis met hek en aanstellen tolgaarder) niet opwegen tegen de opbrengst. De heer Seldenrijk wilde de weg uitsluitend openstellen voor auto’s op luchtbanden. Hij en de heer Van Brink bepleiten ook nog een maximumsnelheid in te voeren.
Afsluitend concludeerde de voorzitter dat de raad instemt met algehele openstelling van de weg en dat nog nadere voorwaarden zouden worden gesteld voor auto’s en motorijwielen. Na de aanleg van de afsluitdijk werd de dijk van de Meentweg rond 1935 een stuk verlaagd en kon de weg worden verbreed en verbeterd.
Eerder geplaatst in De Rotonde, jrg.19, uitgave 9, 5 mei 2022.
Hachelijke rit met de strontkar
Eemnes is van oudsher een agrarische dorp, met een groot oppervlak aan weilanden en akkers.
De weilanden in de polder dienden voor het grazen van vee en de winning van gras en hooi. Deze landerijen waren vruchtbaar en leveren behoorlijke opbrengsten.
In de periode dat er nog geen afsluitdijk was liepen de weilanden in de polder nagenoeg ieder jaar in de herfst en winter, soms meerdere keren per jaar, onder water. Na elke overstroming en het water zich weer had teruggetrokken bleef een laagje slib achter en dat fungeerde als natuurlijke bemesting van het land. Na de afsluiting van de Zuiderzee (later IJsselmeer) in 1932 waren er geen overstromingen meer en stopte ook de natuurlijke bemesting met slib.
Als gevolg daarvan moesten de boeren hun landerijen meer zelf bemesten en dat gebeurde veelal met paard en wagen, met de hand. Toen waren er nog geen of nauwelijks grote wagens die de mest machinaal konden verspreiden. Zo gebeurde het in 1951 dat een boer zijn drijfmest (dunne mest ofwel gier) over het land wilde uitrijden.
Dat ging echter goed mis, zo blijkt volgens het Parool van dat jaar! In deze krant lezen we het volgende: “Gistermiddag kreeg de zoon van een veehouder uit Eemnes, terwijl hij bezig was met mesten (ook wel ‘gieren’ genoemd), staande op een met twee paarden bespannen wagen, de schrik van zijn leven. Tijdens het mesten schoot het hoofdstel van één van de paarden los. Dat schrok daar erg van en zette het op een lopen. De boer viel languit in de op de wagen staande gierbak en slaagde er niet in om overeind te komen en de beide paarden weer onder controle te krijgen. Het hollende span ging het weiland af, nam zonder één fout de bocht bij de Eemnesservaart en koerste in de richting van de haven bij de Wakkerendijk. De boer lag in de mest en kon niet anders dan luidkeels om hulp roepen. Gelukkig slaagde een andere toevallig passerende landbouwer er in de op hol geslagen paarden tot staan te brengen en kon de boer uit zijn verre van prettige positie worden bevrijd”.
Eerder geplaatst in De Rotonde, jrg.19, uitgave 11, 3 juni 2022.
Een bakkersknecht bakt ze bruin…
Bij het nazoeken van oude kranten kwamen we een bijzonder verhaal tegen wat zich ergens in 1934 in onze regio en het bijzonder in Eemnes afspeelde. Het verhaal gaat als volgt: Al eerder had de krant in een artikel gemeld, dat de laatste tijd in de bossen van het landgoed Buitenzorg onder Baarn veel grote onaangesneden broden gevonden werden. Onder andere werden er nog enige gevonden, die verstopt waren onder het mos. Een rare situatie. Wat was hier aan de hand?
Bij het ingestelde onderzoek bleek al spoedig, dat slechts vier bakkers uit de omgeving de plaats, waar de broden gevonden werden, passeerden en dat één van deze bakkers de broden daar gedeponeerd moest hebben. Na verder speurwerk werd uiteindelijk ook de ‘dader’ gevonden; het was de 20-jarige knecht van bakker H. uit Eemnes.
Deze knecht had reeds enige malen aanmerkingen gekregen van zijn patroon (baas), dat hij steeds na het bestellen en rondbrengen van de bakkerswaren zoveel broden overhield. Op een gegeven moment was hij daar helemaal klaar mee en daarom legde hij, om van de restanten af te komen de broden die hij na zijn ronde overhield in het bos. Dan kwam hij met een lege broodmand terug en betaalde hij de onverkochte verstopte broden ze bij thuiskomst uit eigen zak. De bakker was nu tevreden gesteld en de bakkersknecht van het gezeur af. Maar ja, het had natuurlijk wel zijn prijs …!
Eerder geplaatst in De Rotonde, jrg.19, uitgave 12, 17 juni 2022.
Gastvrijheid slecht beloond
Het gebeurde in 1911. Een raadslid tevens eigenaar van een café/tapperij in Eemnes vierde zijn zilveren bruiloft en had de hele dag gasten op bezoek. De zaak was voor die gelegenheid gesloten en de bezoekers werden in zijn woning bij het café ontvangen. Wel was de behuizing een beetje krap en daarom mochten de gasten ook in de gelagkamer zitten. Zo was er ruimte voor elke gast.
Om kwart over tien die avond verscheen de veldwachter met twee collega’s bij jubilerende echtpaar. Zij feliciteerden hem en ontvingen een oorlam (zeer oude jenever), die gretig werd aanvaard. Doch toen dit versnaperingetje goed en wel naar binnen was gegoten, vroeg de veldwachter of de jubilaris wel ‘verlof’ had om na tienen nog wel te mogen tappen. Nee, het bleek dat de man deze niet had aangevraagd. Hij dacht waarschijnlijk dat dat niet nodig was omdat hij die ruimte op dat moment privé in gebruik had en de gasten niet hoefden te betalen. En wat je niet verwachtte gebeurde; de ondankbare veldwachter maakte toen proces-verbaal op tegen zijn jubilerende gastheer.
De eigenaar was hierover zeer verbolgen en ging hiertegen in beroep bij het kantongerecht in Amersfoort. Helaas kreeg hij daar niet zijn gelijk: Voor het te laat sluiten van de tapperij kreeg hij een boete van f2 óf 2 dagen hechtenis. De boete was weliswaar symbolisch, immers f2 toen is nu een bedrag van ruim €50, maar komt voor het gevoel onredelijk over. De veldwachter zal met zijn optreden in het dorp geen vrienden hebben gemaakt…!
Eerder geplaatst in De Rotonde, jrg.19, uitgave 15, 26 augustus 2022.
Geen onderwijs voor arme kinderen in de 19e eeuw
Op 1 januari 1901 is landelijk de leerplicht ingevoerd. Kinderen van 6 tot 12 jaar moesten vanaf toen een school bezoeken óf huisonderwijs krijgen. Later is de leerplichtige leeftijd met vier jaar verlengd en is onder meer ook het toezicht op de onderwijsinstellingen en de medezeggenschap wettelijk geregeld.
Ondanks dat er voor die tijd geen leerplicht was en dus ook geen toezicht op het onderwijs was vastgelegd bestonden er in de 19e eeuw tóch inspecteurs van het onderwijs. De eerste landelijke inspecteur was Dr. Wijnbeek. Hij werd in 1832 (was toen al ca. 60 jaar) inspecteur van het lager- en middelbaar onderwijs. Hij trok per boerenkar, postkoets en trekschuit, maar vooral veel te voet door het hele land. In een tijd zonder auto’s, treinen, bussen, motoren en fietsen en wel slechte wegen was dat een hele opgave! De man was al op leeftijd en zijn gebied telde maar liefst zo’n 5000 scholen! Nederland kende ook ‘schoolopzieners’, meestal predikanten, rechters of gemeenteontvangers, die dat uit idealisme deden en er niets voor betaald kregen. Zij probeerden het onderwijs te verbeteren en bezochten 3 keer per jaar de scholen. De schoolopziener van Eemnes van H.G. Schluiter (1774-1849), stadsontvanger van Amersfoort.
In Eemnes kwam hij twee keer: in 1836 en in 1842. In het hiervan bewaard gebleven verslag schreef hij: “Eemnes-Binnen; in een zeer goed lokaal werd hier, door onderwijzer G. van Markestein een 120-tal leerlingen onderwezen. De leestoon was eenzelvig, schrijven en rekenen matig. Onder genoemd getal bevonden zich een 40-tal armenkinderen die op kosten van de dat jaar overleden heer Huidekoper van Maarsseveen het onderwijs ontvingen”. Deze Jhr. Mr. Joan Huydecoper, heer van Maarsseveen, was directeur van de Nederlandse Bank en woonde met zijn echtgenote op huis Groeneveld. Verder stond er in het verslag: “Eemnes-Buiten; hier was het lokaal ook goed en het onderwijs van de heer R. de Koning beter dan in Eemnes-Binnen. Dit geldt vooral den leestoon. Het getal der leerlingen bedroeg wel 150, doch ongelukkiglijk werd hier niet voorzien in het onderwijs der armenkinderen. Niemand trok zich die ongelukkigen aan en de gemeente is te arm om in hun onderwijs te voorzien”.
Zes jaar later, in 1842, kwam de bijna 70-jarige inspecteur opnieuw in Eemnes. Hij schreef toen: “Eemnes-Binnen: De weduwe Huidekoper zorgt hier voortdurend voor het onderwijs der kinderen van behoeftigen. Doch over het onderwijs van G. van Markestein was ik niet meer tevreden dan tevoren. Te Eemnes-Buiten daarentegen was ik wederom zeer tevreden over den staat van het onderwijs van N. Koning. Jammer dat de milddadigheid der weduwe Huidecoper zich niet uitstrekt tot dit dorp. Veel armen zijn er van het onderwijs verstoken”.
Op kosten van mevrouw Huydecoper was er vlak bij Groeneveld ook een kleuterschool opgericht, waar veel kindertjes uit Baarn en Eemnes-Binnen op school gingen. Als we daarbij bedenken dat er zelfs in Hilversum geen kleuterschool was, was dit zeker bijzonder en vooruitstrevend te noemen…!
De inspecteur deed zijn werk tot hij 78 jaar was. Zeer tegen zijn zin werd hij toen (eervol) ontslagen en op wachtgeld gesteld. Hij had toen de 5000 scholen in Nederland bijna allemaal bezocht!
Eerder geplaatst in De Rotonde, jrg.19, uitgave 16, 9 september 2022.
Voldoende woningen in Eemnes?
De laatste jaren is met het realiseren van de Zuidpolder het aantal woningen behoorlijk uitgebreid en vooruitkijkend naar de toekomst is de vraag ‘hoe groot willen wij Eemnes laten worden’? Een vraagstuk, waarbij vele aspecten een rol spelen. Feit is dat er grote belangstelling is voor woningen in Eemnes, maar dat is zeker niet altijd zo geweest.
Ruim 300 jaar geleden was meer het tegenover gestelde het geval. Het aantal huizen verminderde gestaag, in het bijzonder in Binnendijk, en dat baarde het bestuur (Gerecht) grote zorgen. Zij besloten dat dit moest stoppen en namen daarvoor op 27 maart 1681 stevige maatregelen.
Uit de beraadslagingen en het besluit maken wij (vertaald naar begrijpelijk Nederlands) het volgende op: “Wij hebben bemerkt, dat enige personen onder het Gerecht van ons dorp van Eemnes-Binnendijk zich niet ontzien te proberen hun huizen tot afbraak te verkopen en toelaten dat deze weggehaald en afgevoerd worden. Zelfs buiten deze provincie, ‘streckende tot totale ruïne’ van ons dorp en van de landerijen daartoe behorende en tevens tot ‘merckelijke nadeel van haer financiën’ inzake het huisgeld (soort belasting) en van afkoop van huisgeld dat ons dorp toekomt”. Kortom, minder woningen, betekende ook minder gemeentelijke inkomsten!
“En om dit tegen te gaan hebben wij, Stadhouder, Buurmeester, Schepenen en Raden van Eemnes-Binnendijk overeengekomen en besloten een ieder die zulks van plan is, dit te verbieden. Ook verbieden wij een ieder bij deze enig huis of huizen in ons Gerecht, af te breken of tot afbraak te verkopen, te vervoeren of buiten ons district te laten vervoeren, direct of indirect op ‘pene’ (boete) van 100 Carolus guldens ten behoeve van het dorp te betalen, tenzij hij belooft dat hij in de plaats van het af te breken huis weer een ander huis in ons dorp zal ‘optimmeren’ of laten maken”.
Niet bekend is wat precies de effecten zijn geweest van deze maatregelen. Feit is wel, dat Binnendijk wel is blijven bestaan en als Rechtsgebied uiteindelijk in 1811 is samengevoegd met Eemnes-Buiten tot één gemeente. En van angst voor een afnemend aantal woningen is er geen sprake meer.
Eerder geplaatst in De Rotonde, jrg.19, uitgave 19, 21 oktober 2022.
Op voorgrond de Dz 34, gebouwd in 1921, in betere tijden (foto van AirHistory.net).
De romp van de Dz34 op een wagen in de Dorpsstraat naast de boerderij van de familie Kuijer, (coll. Historische Kring Blaricum).
Vliegtuigongeval in de polder
Op maandagmiddag 1 oktober 1923 daalde boven de polder van Eemnes-Buiten rond 6 uur, dus net voor zonsondergang, een postvliegruig, een Junkers F13 van de Danziger Luftpost met registratie Dz34, dat een vliegdienst onderhield tussen Berlijn-Hamburg-Amsterdam. Reeds bij vertrek uit Berlijn had het te maken met zware mist en daardoor vertraging. Ook onderweg bleef de mist op de route hardnekkig. Het gevolg hiervan was dat de piloot op dit late uur de weg kwijt raakte en genoodzaakt was een noodlanding te maken. Ook boven de polder hing een dichte mist en was er slecht zicht. Vanaf de dijk kon men niet ver de polder inkijken. Veel inwoners bij de dijk hoorden het vliegtuig laag aankomen en waren verbaasd dat het vliegtuig laag bij de grond plotseling uit de mist opdook.
De landing werd weliswaar goed uitgevoerd, echter het kwam bij het neerkomen in een sloot terecht, waardoor het toestel over de kop sloeg en de propeller afbrak. Gelukkig waren de piloot en de twee Amerikaanse passagiers ongedeerd en konden zij zelf uit het vliegtuig klimmen. Vele Eemnessers kwamen kijken op de plek des onheils en konden het neergekomen toestel, een bezienswaardigheid in die tijd, van dichtbij bekijken.
Alleen materiele schade dus, maar een probleem was wel de post die het vliegtuig vervoerde. Die moest snel door naar Amsterdam. Toevallig kwam landbouwer Kuijer uit Blaricum met zijn paardenwagen voorbij en hij was bereid om de post, tezamen met de piloot, te vervoeren en verder te helpen. Kennelijk was daarmee de wagen vol, want de beide passagiers konden niet mee. Zij werden echter gastvrij ontvangen door de familie Kuijper (Dorpsstraat 17, Blaricum). Lang konden ze hier niet blijven, want ze wilden snel verder reizen. Hun plan was om met de nachtboot vanuit Hoek van Holland over te steken naar Engeland. Ze waren blijkbaar niet echt geschrokken van het hele gebeuren.
De dag na het ongeval kwamen vliegtuigmonteurs uit Soesterberg het vliegtuig bekijken. Het bleek echter zo beschadigd te zijn, dat het ter plaatse is gedemonteerd en met vrachtauto’s afgevoerd. Tot de laatste dagen van 2022 was in Eemnes niet (meer) bekend dat er foto’s van het voorval waren, maar de Historische Kring Blaricum bleek inmiddels iets te hebben op haar website. Met dank aan onze buren en de uitvinders van internet.
Eerder geplaatst in De Rotonde, jrg.19, uitgave 15, 26 augustus 2022. Aangepast op type- en registratienummer en aangevuld met foto op 28 december 2022 voor plaatsing op deze website.
Sporen in de sneeuw
De winter van 1942 was een van de koudste winters van de afgelopen 300 jaar met een gemiddelde dagtemperatuur van -1,5 graden Celsius. Vanwege de vorst was er op enig moment in het IJsselmeer en op de Eem zelfs sprake van grote bergen kruiend ijs. Omdat deze winter ook nog eens in de Tweede Wereldoorlog viel, was de impact op het dagelijkse leven aanzienlijk groter dan normaal. Er was een groot tekort aan brandstof, ook omdat het transport van o.a. brandstoffen slechter functioneerde.
Het was dan ook niet verwonderlijk dat er op plaatsen brandhout werd gestolen. Een metselaar in Eemnes raakte ook verlegen om hout en zo nam hij stiekem uit een nabij gelegen kwekerij wat boompjes mee per slee. En deze laatste bijkomstigheid werd hem noodlottig. De gealarmeerde gemeente-veldwachter De Groot volgde het spoor van de slee en vond de huisgenoten van de verdachte druk bezig met zagen en hakken.
De metselaar kreeg hiervoor een proces-verbaal en dat leidde tot een zitting bij de Rechtbank. Tijdens de zitting bij de politierechter betoogde de verdachte dat hij het hout van zijn zwager had gekocht, kortom de diefstal kon niet zo eenvoudig worden bewezen. Echter, de veldwachter bleek gedegen onderzoek te hebben gedaan. Hij verklaarde namelijk het volgende: “Toen ik bij de verdachte dat hout vond, heb ik maar niet over een nacht ijs een proces-verbaal opgemaakt. Nee, ik heb eerst op het erf de slee gezocht, die paste precies op het spoor, dus dat klopte. Vervolgens heb ik de onderste boomstompjes meegenomen en in de kwekerij op de in de grond zittende stobben gepast, ook dat klopte!”.
“Nou wat zou dat ?” zei de verdachte in een bui van uiterste logica, “uw schoenen kunnen mij toch ook wel passen?”. En ofschoon hij daar gelijk in had, bleek de politierechter van dat argument toch niet onder de indruk en veroordeelde hem tot een week gevangenis. Jammer voor het gezin, maar zo zat de metselaar er toch nog die week warmpjes bij.
Eerder geplaatst in De Rotonde, jrg. 19, uitgave 22, 1 dec. 2022.
De nachtwacht van Eemnes
Al sedert de 17e (Gouden) eeuw werden in steden en grotere dorpen ‘nachtwachten’ aangesteld. Zij hadden tot taak het gedurende de avond en nacht waken over het dorp. Anders dan de naam doet vermoeden waren juist in die periode de levensomstandigheden van velen zeer slecht en vonden er vele inbreuken plaats op de bestaande wetten en regels, zoals diefstal, vernieling en landloperij (het weren van bedelaars). Vanaf het midden van de 19e eeuw werd de functie steeds meer met die van veldwachter gecombineerd. Desondanks werden nog tot in de 20e eeuw nachtwachten, later als hulp van de politie (een soort BOA’s), aangesteld. Hoewel Eemnes indertijd een klein dorp was blijkt dat er in ieder geval al in 1848 in Eemnes nachtwachten in functie waren, immers in 1898 vierde een van hen zijn gouden jubileum. Hij ontving toen van de gemeente (zijn werkgever) een gratificatie. Op enig moment waren er zelfs zes in functie.
Het beroep van nachtwacht werd slecht betaald en was zeker geen vetpot. Dat blijkt ook uit de discussie die hierover in de gemeenteraad zijn gevoerd. Zo werd bij de behandeling van de begroting van de gemeente in 1913 in de raad het verzoek van nachtwachten behandeld om hun uurloon voor de nachtdiensten (in de winterperiode van 6 uur ‘s avonds tot ’s morgens 4 uur) te verhogen van 13 naar 20 cent per uur. Raadslid Stoutenburg was toen van mening, dat ze hiermee ruim genoeg betaald werden. De voorzitter (burgemeester) bracht daar tegenin, dat zij ’s nachts hebben te letten op brandgevaar, overstroming en inbraken en voor slechts 78 cent hun nachtrust opofferen. Tijdens de verdere bespreking werd getwijfeld of zij wel elke nacht op pad waren of liever in het ‘wachthuisje’ zaten te kaarten. Na veel gepraat werd uiteindelijk met 5 stemmen voor en 2 tegen besloten hun loon op te trekken naar 15 cent per uur.
Een soortgelijke discussie speelde zich ook af in 1917, waarbij de vergoeding uiteindelijk werd verhoogd van f8,- naar f9,- per week. In 1920 speelde de hoogte van het loon opnieuw toen er nog maar één nachtwacht was, de heer Van der Zwaan. Discussiepunt was toen de fietsvergoeding en opnieuw een verzoek om verhoging van de vergoeding van f20,- per week. Ook nu weer waren de meningen verdeeld. Raadseden van ’t Klooster en Stoutenburg waren voorstander het beroep van nachtwacht op te heffen, omdat dat voor de gemeente voordeliger zou zijn. Het zou ook voordeliger zijn voor de man, die zelf zegt ‘met dagwerk meer te kunnen verrichten…’. Raadslid De Bruin daarentegen vond f20,- niet teveel, omdat hij overdag moet rusten en geen ander werk kan doen.
Kennelijk woog het financiële aspect zwaarder dan het belang van een veilige gemeente en inwoners, want na verdere bespreking besloten de vroede vaderen met 4 stemmen voor en 3 tegen de vergoeding niet te verhogen. Sterker, besloten werd zelfs de functie na afloop van de winterperiode op te heffen! Daar had de nachtwachten niet op gerekend en hij moest dus snel op zoek naar ander werk. En zo verdween de figuur van nachtwacht toch wel heel abrupt uit Eemnes..!
Eerder geplaatst in De Rotonde, jrg. 19, uitgave 23, 15 dec. 2022.