De Historische Kring vertelt … 2020

logo HKE vrijstaand png

Klik op een van de onderstaande titels om direct naar het onderwerp te gaan.

Het Eemnesser Klokkenluiders Gilde

De paal poetsen

Illustratie uit afscheidsalbum voor burgemeester Rutgers van Rozenburg als voorzitter van het waterschap (1916) door Gretha Pieck. Zij werd slachtoffer van de Spaanse Griep op 31 maart 1920.
(Klik op de foto voor een vergroting)

De Spaanse Griep

Het Coronavirus heeft de wereld in zijn greep en de wereld onderzoekt hoe het grip op het virus kan krijgen om het aantal slachtoffers te beperken. Vaak wordt de Spaanse griep aangehaald, maar hoe zat dat ook al weer? De Spaanse Griep maakte in de periode van 1918 t/m 1920 tussen de 20 en 100 miljoen slachtoffers. In veel landen werd niet nauwkeurig bijgehouden hoeveel mensen er aan de Spaanse Griep overleden. Nergens wordt er in documenten van de gemeente Eemnes melding gemaakt van de Spaanse Griep of van maatregelen ter voorkoming van verspreiding van de ziekte.

De Spaanse Griep was een pandemie die zich vanuit Frankrijk of de Verenigde Staten via Frankrijk gedurende de Eerste Wereldoorlog over de wereld verspreidde. De Spaanse kranten schreven als eerste over de griepepidemie. Vervolgens werden deze berichten in Zwitserland overgenomen en hier werd het voor het eerst de Spaanse Griep genoemd. De oorzaak van de Spaanse Griep werd toen ook gezocht in de overdracht van dier naar mens, net als nu. Maar was het een varkensvirus, of een vogelvirus? Wat wel verschilde met het Coronavirus was dat de Spaanse Griep vooral slachtoffers maakte in de leeftijdsgroep tussen 14 en 21 jaar.

De eerste vermelding van de Spaanse Griep kwam vanuit een Brits legerkamp in Frankrijk. Deze verzwakte soldaten waren een makkelijke prooi voor een virus. En in en om dit kamp werden varkens gehouden en op de plaatselijke markt werden levende ganzen, eenden en kippen gekocht. Hierna werd de griep geconstateerd op een militaire basis in de Verenigde Staten, een trainingskamp voor Amerikaanse soldaten die naar het Europese oorlogsfront werden gestuurd. Vandaar verspreidde de ziekte zich over de wereld door de Amerikaanse troepen die naar Europa werden gestuurd om hier aan het front te dienen.

Na afloop van de Eerste Wereldoorlog in november 1918 gingen de soldaten terug naar huis en verspreidden hiermee de ziekte wereldwijd. Behalve de Verenigde Staten en Europa werden ook Rusland en India zwaar getroffen, er vielen daar miljoenen slachtoffers. Er wordt aangenomen dat 20% van de toenmalige wereldbevolking besmet is geweest. Gastarbeiders vanuit Duitsland namen de ziekte mee terug naar Nederland en deze verspreidde zich snel. Scholen werden vaak alleen gesloten als er teveel kinderen ziek waren. Er werden weinig openbare gelegenheden gesloten omdat men er van uitging dat de ziekte zo besmettelijk was dat dit ook niet meer zou helpen. In Eemnes stierven er, voor zover bekend, vijf personen aan de Spaanse griep. Meer informatie is daarover te vinden in het Kwartaalblad van de Historische Kring Eemnes 2013-3.

Eerder geplaatst in De Rotonde, jrg.17, uitgave 9, 24 april 2020.

1943: Koster/doodgraver Ybert Kuit in begrafeniskledij kijkt naar de klok in de toren.

1943: De klokken op de grond voor de ingang van de Hervormde kerk.

Het Eemnesser Klokkenluiders Gilde

Het Eemnesser Klokkenluiders Gilde bestaat al meer dan tien jaar. Opgericht in maart 2009 met als doel de klokken van het Dikke Torentje en de Hervormde Nicolaaskerk weer handmatig te luiden.

De klokken van het Dikke Torentje waren op dat moment na een grondige restauratie weer gereed om te luiden.
De klokken van de Hervormde Nicolaaskerk worden gewoonlijk elektrisch geluid. Met kerkelijke hoogtijdagen, bijvoorbeeld Kerstmis en Pasen worden in overleg met het kerkbestuur de beide klokken handmatig geluid. Dit geldt ook voor trouwdiensten. Bij uitvaartdiensten is het gebruikelijk dat voor en na de dienst alleen de grote klok klinkt. In de toren van de Hervormde Nicolaaskerk hingen twee luidklokken uit de 18e eeuw. Deze klokken zijn in 1943 uit de toren gehaald en in Duitsland omgesmolten tot oorlogstuig. In 1951 is er één nieuwe klok teruggeplaatst ter vervanging van de grootste klok. Pas in 2011 was het klokkenspel weer compleet door plaatsing van een passende klok uit een inmiddels niet meer gebruikte kerktoren in Hilversum

Het Dikke Torentje heeft helaas sinds 2004 geen officiële kerkfunctie meer. De klokkenluiders luiden daar de klokken ook op kerkelijke hoogtijdagen maar ook op andere, voor de gemeenschap, belangrijke momenten. Bijvoorbeeld bij de Polderloop en de intocht van St.-Nicolaas. Ook wordt er geluid als er in het Dikke Torentje een trouwplechtigheid of een uitvaart plaatsvindt. De luidklokken van het Dikke Torentje zijn in 1637 als één paar gegoten. Het is toch wel apart deze bijna 400 jaar oude klokken over de polder te laten klinken.

Het Gilde bestaat uit de luidmeester, Jaap Frantsen, en zo’n tien klokkenluiders, die in wisselende samenstelling de klokken luiden. In de afgelopen periode van de strengste coronamaatregelen werden de klokken geluid als uiting van de onderlinge verbondenheid in Eemnes. Van 1 maart tot eind mei luidden de klokkenluiders wekelijks op woensdag om 12 uur een kwartier lang de klokken van het Dikke Torentje en de Hervormde Nicolaaskerk. Hierbij heeft ook de Rooms-Katholieke Nicolaaskerk zich aangesloten. Met de versoepeling van de maatregelen is er met ingang van 1 juni een einde gekomen aan het wekelijkse luiden.

Luidmeester Eemnesser Klokkenluiders Gilde
Jaap Frantsen.

Eerder geplaatst in De Rotonde, jrg.17, uitgave 13, 19 juni 2020.

Gezicht op Eemnes-Binnen met het Dikke Torentje omstreeks 1925. Zie de palen op de zogenaamde Hoge Weg, de dijkverhoging op het huidige fietspad.

De paal poetsen

In het Kwartaalblad van de Historische Kring Eemnes, dat uitkwam in juni (HKE2020-2), staan een aantal artikelen en plaatjes die een herinnering opriepen aan een gesprek met kleermaker Antoon van Hees. Als jongeman woonde hij bij zijn ouders op Wakkerendijk 114, waar zijn vader een kleermakerij dreef. Aan het eind van de oorlog was de elektriciteit afgesloten waar die niet strikt noodzakelijk was. Evenals bij de familie Stoutenburg op Wakkerendijk 118 (zie HKE 2020-1) was dat ook het geval bij de familie Van Hees. De elektriciteit werd geleverd door een bovengrondse hoofdleiding die bestond uit een aantal niet geïsoleerde draden die via witte porseleinen isolatoren aan houten palen langs de Wakkerendijk waren bevestigd.

Bij eenvoudige huisaansluitingen werden er twee draden afgetakt, waarbij de ene was voorzien van een uitneembare hoofdzekering die in een zekeringhouder aan de paal hoorde. Het was dus voor de PUEM (Provinciale Utrechtse Electriciteits Maatschappij), destijds de stroomleverancier, vrij gemakkelijk om de aangewezen huizen af te koppelen. Meerdere families langs de Wakkerendijk, vermoedelijk de meeste, zaten dus tijdens de laatste Oorlogswinter zonder stroom en vooral elektrisch licht.

Maar daar was wat op gevonden, net als bij de familie Stoutenburg. Eén van de familieleden had een hoofdzekering geritseld, of heel gevaarlijk misschien wel een kapotte zekering die was ‘gerepareerd’ met een stuk koperdraad. Een zoon van de familie Van Hees klom als het donker werd in de paal met de aansluiting en zette de zekering in de houder. Et voila: weer licht in het overigens goed verduisterde huis, want dat moest tijdens de hele oorlog.

Op een dag kwam Kees Hoofd langs die voor de PUEM werkte. Hij vroeg of de familie Van Hees ‘s avonds ook stroom aftapte. ’Nou nee hoor! Hoezo?’ ‘Kom maar eens mee’ zei hij en ging naar de paal met de huisaansluiting. ‘Kijk eens naar deze paal en die daarginder (de volgende naar het noorden), die helemaal groen is. Deze wordt elke avond gepoetst. Ik zou maar oppassen als ik jullie was.’

Eerder geplaatst in De Rotonde, jrg.17, uitgave 14, 3 juli 2020; kleine aanpassing 27-10-2020.

Het uurwerk in de toren van de Hervormde Nicolaaskerk in de Kerkstraat.

Zomertijd in Eemnes

In ons dagelijks leven is het bepalen van de tijd zo vanzelfsprekend, maar feitelijk is tijd een relatief begrip. Wat is ‘tijd’ ? In de oudheid werd het dagritme flexibel aangepast aan de lengte van de periode van de dag dat het licht was. Daarna hebben we aan  de hand van licht en donker, de stand van de zon en de maan afspraken gemaakt over de indeling van onze tijd in jaren, maanden, dagen, uren, minuten, seconden, ja zelfs over delen van seconden.

Geen wonder dat er verfijnde elektronische apparatuur aan te pas moet komen om de tijd exact te bepalen. Daarnaast zijn er afspraken gemaakt hoe de tijd overal ter wereld te hanteren. Dat was in de periode toen de elektronische technologie nog niet bestond wel anders. De tijden die uurwerken aangaven waren toen vaak verschillend. Voor besloten gemeenschappen en kleine dorpen zal het weinig hebben uitgemaakt of hun torenklok een kwartier voor of achter liep. Echter toen de mensen meer mobiel werden en zich gingen verplaatsen was tijdverschil nog wel eens lastig.
Ook in ons land werd moeite gedaan om de uurwerken in openbare gebouwen en van torens gelijk te laten lopen. Naarmate de tijdsaanduiding meer betrouwbaar en algemeen werd raakten de mensen hiermee vertrouwd. Dat zorgde voor een stukje ordening en structuur in het leven van velen.

In 1916 werd voor de eerste maal de zomertijd in Nederland ingevoerd. Na afloop van de 1e Wereldoorlog in 1918 werd deze weer afgeschaft. De schrik bij met name de boerenbevolking was dan ook groot toen de regering in 1923 opnieuw besloot om voor het hele land een zomertijd in te voeren. Onze agrariërs waren bang dat dit een negatief effect op de melkopbrengst van de koeien zou hebben. Men kon de natuur toch niet dwingen door de klok een uur te verzetten, als gevolg waarvan de koeien op andere tijden moesten worden gemolken? Velen waren daar tegen.

De agrariërs in Eemnes, maar ook in buurgemeenten, bespraken dit probleem en via de gemeenteraad werd geprobeerd deze regeling niet voor Eemnes in te voeren. In de raadsvergadering van 18 mei 1923 vroeg het raadslid de heer De Bruijn in de rondvraag om de klokken in Eemnes op de bestaande tijd te houden. De burgemeester antwoordde, dat de Minister van Binnenlandse Zaken het bij wet vastgelegd had dat de zomertijd in het hele land moest worden ingevoerd en dat per 1 juni de klokken zouden worden verzet. Op een andere vraag van de heer Stoutenburg of de gemeente dan in ieder geval de aanvangstijd van de scholen kon veranderen (waarschijnlijk hielden de meeste boeren de oude melktijd aan en konden de kinderen die daarbij moesten helpen, niet op tijd op school komen), werd door de burgemeester ontkennend geantwoord. De scholen stonden immers onder het gezag van de schoolbesturen, die dit zelf konden regelen. Zo werd dus ook in Eemnes de zomertijd, zij het met enig tegenstribbelen, in 1923 ingevoerd.

Na de 2e Wereldoorlog in 1946 werd de zomertijd weer afgeschaft en in 1977 opnieuw ingevoerd. De reden hiervan was de oliecrisis met als doel langer gebruik te maken van het zonlicht en hiermee energie te sparen. Deze tijd ligt alweer even achter ons en de vraag is nog steeds of het invoeren van zomertijd voordelen heeft. De meningen zijn verdeeld. Feit is wel dat het RIVM in 2019 op basis van studies heeft geconcludeerd dat het afschaffen van de zomertijd en het hanteren van een vaste tijdinstelling voor het hele jaar in zijn algemeenheid beter is voor de gezondheid.

Zo blijkt dat de discussies, die er 100 jaar geleden ook al waren, over het jaarlijks invoeren van de zomertijd nog niet zijn verstomd, in tegendeel.

Eerder geplaatst in De Rotonde, jrg.17, uitgave 17, 11 sept. 2020.

Het nieuwe bordje op de Meendijk, gezien vanaf de Meentweg.

Meendijk? Tikfoutje?

Wandelaars zullen aan het eind van de Meentweg, bij het klaphekje naar links, sinds januari 2020 een nieuw geel bordje van Natuurmonumenten zien. Er staat nu Meendijk. Moet dat niet Meentdijk zijn?
Ruim twee jaar geleden heeft HKE op verzoek van het Kadaster meegewerkt aan een controle van namen op de topografische kaarten. De dijk aan de noordkant van Eemnes werd al vele decennia Meentdijk genoemd en dat stond ook zo op de kaart. Het is echter bekend bij historici dat deze dijk eerder Meendijk werd genoemd. Dat is te vinden in de archieven van de opeenvolgende waterschappen van Eemnes, die toegankelijk zijn gemaakt door oud-archivaris mevrouw Mijnssen-Dutilh en die nu in het Gelders Archief liggen.
Naast ‘(Den) Gemenen dijck (van Eemnes)’ tussen 1619 en 1786, zo genoemd vanwege het gemeenschappelijke eigendom, komen we Meendijk tegen vanaf 1680 en Meentdijk sinds 1841. Het Waterschap “Eemnes” maakte omstreeks 1860 zelf nog een kaart met Meendijk. In de verschillende archieven zien we een verschuiving van het gebruik van Meendijk naar Meentdijk. Het oudste archief van Eemnes-Buiten verwijst alleen naar Meendijk tussen 1680 en 1820. Die van Waterschap “de Eem” doen dat alleen naar Meentdijk over de periode van 1965 tot 1989. De archieven daartussenin verwijzen naar beide.
Men heeft dus ‘meen’ niet goed meer begrepen en de naam is beïnvloed door de nabijgelegen meent van Blaricum, die ook voorkomt in de naam Meentweg. Er zijn twee verklaringen voor ‘meen’. De ene is die als verkorting van ‘gemene’ in de zin van ‘van de gemeenschap’. Mevrouw Mijnssen wijst op een andere: ‘mheen’ – als in Arkemheen (uitspraak ‘arke-meen’) – dat een verkorting is van ‘meden’: gezamenlijk gebruikte buitendijkse weiden van verschillende eigenaren. Dat is geen meent, die eigendom is van de dorpsgemeenschap, maar het lijkt er wel op.

Met name Jaap Groeneveld heeft zich vanuit zijn interesse voor infrastructuur en ontginning beijverd om een paar vergeten namen in ere te herstellen. Via zijn contacten met het Waterschap Vallei en Veluwe (Henk Nobbe) en Natuurmonumenten (Jan Roodhart) resulteerde dat in 2019 in de naam Meendijk en die voor de natuurgebieden de Helling (was Buitenvaart Noord) en Uiterdijken (was Buitenvaart Zuid). Ook daar zijn de borden vernieuwd.

Dit alles staat ook in verband met het werk voor het Eemnesser Namenboek, waaraan door verschillende auteurs de laatste hand wordt gelegd. Volg de berichten daarover.

Eerder geplaatst in De Rotonde, jrg.17, uitgave 18, 25 sept. 2020.

De windwijzer van de “Zwaan Kleef Aan” gewend naar het zuiden, op de horizon van De Zuidwend te Veld.

De windwijzer op een prominente plek in de Oudheidkamer sinds juli 2021
(foto Liesbeth Lemckert)

Zwaan Kleef Aan op de Zuidwend

Ter gelegenheid van de opening van de Openbare Kleuterschool “Zwaan Kleef Aan” in 1968 aan de Korenschoof is een windwijzer op de nok ervan geplaatst. Ivonne Schot, een leerlinge van Piet Klaasse, ontwierp hem als een studieopdracht op de Rietveld Kunstacademie. Hij beeldt het sprookje ‘Zwaan kleef aan uit’. Na de fusie met de aangrenzende Openbare Lagere School “De Zuidwend” tot basisschool en de daaropvolgende verbouwing, werd de windwijzer op de schoorsteen van de “De Zuidwend” geplaatst. Na afbraak van de school, om plaats te maken voor de Raadsvore, is de windwijzer uit het straatbeeld verdwenen.

Net voor 1 oktober werd de secretaris van de HKE benaderd door de BEL-gemeentewerf, of HKE belangstelling had voor de windwijzer die ooit op “De Zuidwend” had gestaan, anders zou hij in het oud ijzer gaan. Daarop is natuurlijk maar één antwoord mogelijk. Even onder de arm nemen op de fiets ging niet; hij is ca. 2 meter lang en nauwelijks te dragen door één persoon. Kortom de HKE heeft zich nu ontfermt over dit unieke kunstwerk. De volgende vraag is wat ermee te doen. Waar laat je zoiets? Een etage hoger boven de zolder misschien?

Het merkwaardige van de geschiedenis van deze windwijzer is dat hij na het plaatsen nooit meer De Zuidwend heeft verlaten! ‘Ja, maar de school is toch afgebroken?’ zal een willekeurige lezer denken. De Zuidwend, als verbastering van ‘zijdwende’, is de naam van het stuk Eemnes dat is begrensd door de Goyergracht Zuid de Zomerdijk en de lijnen langs en in het verlengde van de Laarderweg en Eemnesservaart. Daaraan ontleende de school zijn naam, want hij stond in dat gebied. De BEL-gemeentewerf staat ook in dit gebied, evenals de Oudheidkamer en Wakkerendijk 1, waar bijgaande foto is gemaakt.

Eerder geplaatst in De Rotonde, jrg.17, uitgave 20, 23 okt. 2020.