In 2011 gaf de Historische Kring Eemnes het boek ‘Historische Canon van Eemnes’ uit met 23 korte verhalen als vensters op de geschiedenis van Eemnes. Elk ‘venster’ behandelt een voor Eemnes belangrijk onderwerp. Het boek is uitverkocht, maar tweedehands is het af en toe te koop in de Oudheidkamer.

Op 25 mei 2013 werd op het plein Braadkamp een rij van 18 tegels onthuld die op initiatief van de Kunstcommissie Eemnes en in samenwerking met de Historische Kring Eemnes tot stand was gekomen als voltooiing van het Dorpshart. De zwarte hardstenen tegels met gelaserde afbeeldingen bleken helaas al snel niet slijtvast. Ze werden verwijderd. De afbeeldingen sieren sinds januari 2020 als panelen de wanden van de Brasserie en de Bibliotheek van het Huis van Eemnes. De tekeningen op de tegels zijn gemaakt door Rob du Rieu.

In de aanloop van de opening van het Huis van Eemnes en daarna zijn in De Rotonde alle tegels afgebeeld met een passend historisch verhaal. Samen vormen zij de verkorte ‘Canon van Eemnes’.

Klik op een van de onderstaande titels om direct naar het betreffende ‘venster’ te gaan.

Tekening: Rob du Rieu

13e eeuw Start van de ontginning bij Eembrugge

Op deze tegel staat ‘13e eeuw’ omdat toen, naar de kennis van nu, de ontginning van Eemnes begon. Precies is dat niet bekend. In Eembrugge zou al eerder een kleinschalige ontginning zijn begonnen met een nederzetting op de oostoever en er was daar sprake van een kerk in 1254. Vanuit die nederzetting zou wat nu Eemnes is, zijn ontgonnen. Hoe dat exact in zijn werk is gegaan, is niet precies bekend. Er zijn verschillende meningen over, die allemaal wel een stukje van de waarheid kunnen bevatten.

In 1269 is er voor het eerst sprake van de naam van Eemnes, als ‘themenesse’. Pieter en Beatrijs krijgen voor twintig stuivers per jaar een stuk grond in erfpacht. Die grond lag ergens in de Noordpolders te Veld. Er wordt momenteel naarstig onderzoek gedaan naar de locatie. Dat jaartal was voor het Feestcomité en de gemeente Eemnes de aanleiding daar wat mee te doen. Sommige mensen zijn daardoor wat in verwarring geraakt, want wat dan met 1352? Daar gaan we op in bij de volgende tegel. ‘Emenesse’ bestond al voor 1269 zoals blijkt uit de erfpachtovereenkomst. Er was nog helemaal geen sprake van een dorp, laat staan de dijk. Een groep boeren ploeterde nog ergens in de polder bij hun nog schamele behuizingen. Zij hoorden bij het ‘kerspel Eembrucghe’, maar waar ze precies woonden is niet bekend.

Eerder geplaatst in De Rotonde, jrg. 16, nr. 11, 24 mei 2019; aangepast 17-06-2019

Tekening: Rob du Rieu

1352 en 1439 Stadsrechten voor Emenesse en Binnendijk

De ontginningsactiviteiten aan de rand van het Gooi waren graaf Willem IV van Holland niet ontgaan. De Eemnessers kwamen al dichterbij. Hij trok daarom omstreeks 1330 een grens – een ‘ree’ – door het veen op de plaats van de Wakkerendijk en Meentweg. Aan zijn kant reserveerde hij een stuk grond genaamd Oost-Holland, dat hij de Eemnessers aanbod om te wonen. Het was ongeveer de helft van het gebied ten westen van de latere dijk. Zij wilden dat wel, maar mochten niet van bisschop Jan van Diest (1322-1340) vóór hij overleed. Ze pachtten in 1339 alvast de grond.

In 1346 accepteerde bisschop Jan van Arkel (1342-1364) de verhuizingen van Eemnessers naar Oost-Holland niet langer en brandde de nederzetting achter de dijk plat. Meerdere verwikkelingen met graaf Willem IV leidden uiteindelijk tot een vrede in 1351, waarbij in principe de grenzen van het huidige Eemnes werden bepaald. De voormalige nederzetting Oost-Holland, nu als Emenesse, mocht zich afscheiden van het kerspel Eembrugge en een kerk bouwen. In 1352 kreeg het dorp bij de afscheiding stadsrechten. In 1349 mocht ook ‘Eembrugge de Westzijde’ zich afscheiden en kreeg als Binnendyck (later Eemnes-Binnen) stadsrechten. Van Emenesse is het stadszegel bewaard gebleven. Waarom het drie bisschoppen werden is niet echt bekend.

Eerder geplaatst in De Rotonde, jrg. 16, nr. 13, 22 juni 2019.

Tekening: Rob du Rieu

1481 Verwoestende Utrechts-Hollandse oorlog

In 1346 was al eens de voorloper van Eemnes, als Oost-Holland op dezelfde plek langs de dijk als nu, afgebrand door bisschop Jan van Arkel. In zijn rol van landsheer strafte hij zijn afvallige, overgelopen onderdanen. In het verleden schilde men wel vaker appeltjes op deze wijze. Het kon nog erger in de Hoekse en Kabeljauwse twisten (1345-1490). Elders in de wereld is het nog dagelijkse kost….

Een slepend conflict over een bisschopsbenoeming veroorzaakte de Tweede Stichtse Burgeroorlog. Deze ging over de macht van de Hollandse ‘Kabeljauwen’, die David van Bourgondië als bisschop in het zadel hadden gehesen. Na het overlijden in 1477 van zijn halfbroer Karel de Stoute, verloor David zijn steun. De Hoekse steden Utrecht, Amersfoort en Montfoort wilden hun macht weer terug. In 1481 vielen zij met hulp van de Geldersen Naarden en het Gooi aan. Een Hollandse troepenmacht van meer dan 4000 soldaten en zo’n 400 ‘vylre boeven’, die gingen helpen om te plunderen, nam wraak in Eemland.

Behalve enkele huizen waarin een kraamvrouw of een stervende lag, ging Eemnes in vlammen op. En er gebeurden meer vreselijke dingen. Dit rampjaar wordt in herinnering gehouden met de tekst op een bord in de Grote Kerk dat in 1981 door HKE is geschonken:

Toen men schreef veertienhonderd tagtig en één
was er in Eemnes een groot geween.
Daer bleven twee en zeventig mensschen doot;
God helpe de sielen uyt den noot.

Eerder geplaatst in De Rotonde, jrg. 16, nr. 14, 5 juli 2019

Tekening: Rob du Rieu

1531 Boeren fokken stamboekvee

De titel suggereert meer dan het was, maar de bedoeling in 1531 was hetzelfde. We halen een stukje aan uit Venster 5 ‘Een boerengemeenschap, 1600-1930’ in de Canon van Eemnes.

‘In het gemengde bedrijf werd voedsel geproduceerd voor mens en dier. Het aantal koeien per boer was relatief klein: van minder dan tien bij de kleine boer tot soms een twintigtal bij de grote boer. De koeien van toen waren een stuk kleiner en ze brachten minder melk op dan nu. De meeste koeien liepen vroeger op de weiden, dicht bij de boerderij, op de driesten. De polders te veld werden vooral voor hooibouw gebruikt.

Goed vee was gezamenlijk belang voor elke boer. Al in 1531 sprak men (in Eemnes-Buiten) maatregelen af om het vee te veredelen. Men noemde zo’n afspraak een “willekeur”. In 1591 en 1597 werd deze willekeur vernieuwd. Er werd afgesproken, dat voor de verbetering van het paarden- en koeienras alleen gebruik gemaakt mocht worden van goedgekeurde dekhengsten en stieren. Deze werden op de grond van de Zuidwend geweid. Elk jaar werden er uit de veulens en kalveren nieuwe dieren geselecteerd en door de gezamenlijke boeren van de eigenaars gekocht. Hiermee werd doorgefokt: een staaltje van vroeg “stamboekvee”.’

Of en in hoeverre er een systematisch stamboek werd bijgehouden op de wijze zoals dat in de 19e eeuw werd geïntroduceerd, met o.a. melkopbrengsten en vetgehalte, is maar zeer de vraag. Wellicht ging het meer op ervaring en gevoel.

Eerder geplaatst in De Rotonde, jrg. 16, nr. 15, 2 augustus 2019.

Tekening: Rob du Rieu

1574 Verschrikkingen van de Spaanse Furie

Nog steeds gebeuren er vreselijke en wrede dingen in de hedendaagse wereld, terwijl wij ons al weer ruim 70 jaar in een betrekkelijk vreedzaam leven mogen verheugen. Het is wel anders geweest. In 1481 werden er in Eemnes 72 mensen vermoord en alle, behalve vier, huizen afgebrand door de horden van de Hollandse stadhouder Lalaing. In 1528 en 1543 kwam Maarten van Rossum door Eemnes met een spoor van vernieling en ellende.

Karel V, heer der Nederlanden, koning van Spanje, en nog zo wat meer, kreeg in 1543 definitief de heerschappij over Gelre, nadat hij ook al in 1528 die over Utrecht had verworven. Oorlog tussen de Nederlandse gewesten was niet meer aan de orde. Hij wilde een uniform bestuur en een centraal gezag in deze lappendeken. Dat stuitte op verzet. Daarbij kwam ook de drang naar kerkhervorming. Zo ontstond een vrijheidsstrijd in de noordelijke Nederlanden, die algemeen bekend staat als de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648).

Karels zoon Philips II, die hem al opvolgde in 1555, stuurde de Spanjaard hertog Alva als landvoogd naar de Nederlanden om de boel in het gareel te brengen. Dat ging niet zachtzinnig. In de periode 1571-1576 werd het Utrechtse platteland hard getroffen door plundering en inkwartiering. Naarden werd in 1572 gruwelijk uitgemoord. Eemnes werd in 1574 zwaar getroffen, waarbij de kerk van Eemnes-Buiten in brand ging en alle archiefstukken verloren gingen.

De Gouden Eeuw zou spoedig aanbreken. Die kwam in het rampjaar 1672-1673 wreed tot een einde. Eemnes werd in 1673 bezocht door Franse troepen. Van een rijk plaatsje met 400 huizen verviel het tot armoede met 200 huizen en de helft inwoners.

Eerder geplaatst in De Rotonde, jrg 16, nr. 19, 11 oktober 2019.

Tekening: Rob du Rieu

1580 Kerkelijke verdeeldheid

Al sinds begin 16e eeuw zijn er in Centraal Europa stromingen actief die door bestudering van de bijbel de leer van de Roomse kerk in twijfel trekken. Bekende namen zijn Zwingli (1484-1531), Luther (1483-1546) en Calvijn (1509-1564). Door de boekdrukkunst worden de bijbel en de nieuwe inzichten verspreid en dringen zo ook door in de Nederlanden. Hoewel er ook een belangrijke stroming is van anabaptisten (doopsgezinden), die geweld afzweren en waarvan de Fries Menno Simonsz (ca. 1469-1561) een belangrijk hervormer is, krijgen de aanhangers van Calvijn de grootste invloed op het wereldlijke bestuur na de oprichting van de Unie van Utrecht in 1579.

Op 18 juni 1580 verordonneren de Staten van Utrecht, dat alle kerken in handen moeten worden gesteld van de aanhangers van de ‘gereformeerde religie’. Dat is de latere Nederlands Hervormde Kerk, die inmiddels is opgegaan in de Protestantse Kerk Nederland (PKN).

In Eemnes was een voormalige monnik, Dirk Rijxssz, sinds 1567 pastoor. Hij is, zoals veel priesters in die tijd, gehuwd en heeft kinderen. Vermoedelijk staat hij voor een moeilijke keuze: niet meegaan met de nieuwe stroming betekent geen inkomen. Vermoedelijk is hem daarom het secretariaat van het dorpsbestuur aangeboden. Dat kon alleen als degenen, die het in het dorp voor het zeggen hadden, trouw bleven aan de oude kerk. In 1593 bleek Dirk bij een visitatie nog volgens de oude leer te werken en 1602/1603 wordt hij in een lijst van predikanten nog ‘den olden paep’ genoemd.

De eerste echte ‘gereformeerde’ predikant in Eemnes wordt in 1605 benoemd: Hendrik Martensz van der Pol. Minder sterk dan in Laren en Blaricum, die praktisch geheel rooms-katholiek bleven, bleef een belangrijk deel van de Eemnessers trouw aan deze oude  kerk.

Eerder geplaatst in De Rotonde, jrg. 16, nr. 20, 25 oktober 2019.

Tekening: Rob du Rieu

1589 De Vaart: onze levensader

Nederland, althans de lager gelegen delen, had zijn welvaart in het verleden mede te danken aan het water. Met geringe inspanning konden grote lasten over water worden vervoerd. Aan de zuidkant van de Zuidwend lag aanvankelijk een wetering die alleen voor de waterlozing diende, maar in 1589 werd deze verbreed en uitgediept. In de Zomerdijk kwam een houten schutsluis. Nu kon rechtstreekse scheepvaart met bescheiden scheepjes Eemnes voorzien van goederen, zoals turf, stenen en ander materiaal. Ook konden producten via de Eemnesservaart worden afgevoerd. De stad Amersfoort was hier fel op tegen omdat deze meende het alleenrecht op de Eem te hebben en dat alle goederen via Amersfoort vervoerd moesten worden. Stel je voor! Eemnes kreeg echter gelijk van de Staten van Utrecht.

Er kwam een beurtveer en in 1650 werd de houten sluis vervangen door een stenen die er nu nog ligt. Het haventje, dat aanvankelijk niet veel meer was dan een poel, werd later voorzien van een marktveld met aanlegkaden aan drie zijden. Ook voor Blaricum en vooral Laren was de Vaart van belang. De wevers (fabrikeurs) verscheepten hun producten met het beurtveer naar Amsterdam. Toen in 1816 de straatweg van Amsterdam op Amersfoort door Eemnes klaar was, ontdekten zij echter dat het gemakkelijker was – en zonder tol te betalen – de haven van Bussum te bereiken. Een belangrijke opleving in de scheepvaart was er tijdens de ‘Gooise bouwwoede’ met een piek van 244 schepen in 1922. Naast stenen voor de woningbouw is toen ‘de hele Larense basiliek door de Vaart gevaren’. Vrachtauto’s namen het vervoer over en in 1953 werd de sluis buiten gebruik gesteld, maar in 1993 gerestaureerd met nieuwe deuren. Sindsdien komt Sinterklaas met de boot aan in Eemnes.

Eerder geplaatst in De Rotonde, jrg 16., nr. 21, 8 november 2019.

Tekening: Rob du Rieu

1674-1702 Stadhouder Willem III krijgt jachtrecht Eemnes

Hoewel de beide Eemnessen stadsrechten hadden, waarmee ze heel veel zaken zelfstandig konden regelen, had ook de Maarschalk van Eemland namens de Staten van Utrecht hier gezag. In de 17e en 18e eeuw verleenden de Staten, soms tegen betaling, rechten aan anderen, die hiermee Hoge of Vrije Heer of Ambachtsheer, dan wel Ambachtsvrouwe werden.

Hoevelen weten het nog? ‘1672, het rampjaar! De regering was radeloos, het volk redeloos en het land reddeloos.’ Van drie kanten werd ons land bedreigd: er was oorlog met Frankrijk, Engeland en twee Duitse stadstaten: Munster en Keulen. De Staten-Generaal benoemde prins Willem III van Oranje tot kapitein-generaal en admiraal van leger en vloot van de Republiek der Zeven Provinciën. De Staten van Holland en Zeeland riepen hem uit tot hun stadhouder.

Willem probeerde met een slecht uitgerust legertje weerstand te bieden. De kansen keerden en door taaie volharding van het volk, de vloot en de prins werd een overwinning bereikt. Er werd vrede gesloten. De Staten van Holland en Zeeland verklaarden als dank het stadhouderschap aan het Huis van Oranje voor erfelijk. De Staten van Utrecht Overijssel en Gelderland volgden en benoemden Willem in 1674 tot stadhouder.

Als dank voor zijn verdiensten kreeg de prins op 13 september 1674 van de Utrechtse Staten ‘de Hoge, Middelbare en Lage Heerlijkheden van Soest, Baarn, Ter Eem en de beide Eemnessen’. Met daarbij, en dat was voor Willem het belangrijkste, de jachtrechten in dat gebied. Datzelfde jaar kocht hij van mr. Jacob de Graaff het Jachthuis Soestdijk. Overigens een koopje, want Jacob had nog wat goed te maken met de Oranjes.

Ontleend aan: Historische Canon van Eemnes. Eerder verschenen in De Rotonde, jrg. 16, nr. 23, 6 december 2019.

Tekening: Rob du Rieu

1702 Een verwoestende overstroming

De stormrampen van 1702 en 1703 zijn de annalen ingegaan als ruïneus voor Eemnes. Door de inval van Franse troepen in het rampjaar 1672 was de gemeenschap verarmd. Wie niet vertrokken was, probeerde uit de ellende weer wat op te bouwen. Slecht bestuur had daarnaast ook verwaarlozing van onderhoud en toezicht tot gevolg.

Op 1 maart 1702 was er een watervloed geweest in de Zuiderzee. Slecht afgewerkte mennegaten in de feitelijke zeedijk –de zogenaamde Hooge Weg bovenop de huidige fietspaden –braken door. Het bleek ook dat bepaalde ‘heulen’ (toen houten afvoeren onder de dijk) verstopt waren en het water niet goed terug kon stromen. Dat was onder andere het geval bij de heul ten zuiden van het huidige huisje Wakkerendijk 36. De onderhoudsplichtigen hadden de heul zonder toestemming uitgegraven om te repareren, maar deze open laten liggen om later weer te dichten. Onverwacht op 5 april kwam er een tweede zware stormvloed die zich door deze gaten perste en aan de westkant van de dijk diepe waaien uitsleet.

De boerderij bij deze genoemde heul is helemaal weggespoeld. Nog tot in het begin van de 20e eeuw was deze grote waai te herkennen en de gevolgen door de slechte ondergrond zijn nog te merken. Het huisje Wakkerendijk 36 uit omstreeks 1825 staat daardoor bijvoorbeeld scheef. De stormschade aan boerderijen en huizen werd nog eens verergerd door de cycloonachtige storm van 1703 die een groot deel van Europa trof. Nog herstellende van de klap van 1672 was dit alles teveel. Velen trokken weg en rijke buitenstaanders kochten de boerderijen met hun gronden op.

Ontleend aan: Historische Canon van Eemnes en Evert van Andel in HKE 2010-3.

Eerder geplaatst in De Rotonde, jrg. 16,nr. 24, 20 december 2019.

Tekening: Rob du Rieu

1714-1922 Periode van ambachtsheren en -vrouwen

Naast de betekenis van ‘handwerksman’, betekende ‘ambacht’ ook ‘een zeker rechtsgebied’. Een ‘ambachtsheer’ had de ‘heerlijke rechten’ over het ambacht. Dat hield bijvoorbeeld in het aanstellen van burgerlijke gezagsdragers, dominee(s) en schippers en de lage rechtspraak. Het recht vererfde en het kon ook op hun echtgenote of een dochter overgaan. Aan hun naam voegden ze de titel toe ‘Heer van …’ of ‘Vrouwe van …’.

De Staten van Utrecht verkochten in maart 1714 een groot aantal heerlijkheden, dat wil zeggen de heerlijke rechten, die onder het rechtstreekse gezag waren van de Staten. Daaronder vielen ook de beide Eemnessen. Omdat alleen de lage rechtspraak werd verkocht ging het om een ‘ambachtsheerlijkheid’. Ysaac van Norden was de eerste Heer van Eemnes (1714-†1716), waarna zijn weduwe Jannetje Parvé zijn taak overneemt tot haar overlijden in 1735. Zij bestuurt Eemnes vanuit Amsterdam of haar buitenplaats Eemwijk in Wassenaar.

Na een veiling wordt daarop voormalige directeur-generaal van de VOC, Cornelis Hasselaer, eigenaar van de ambachtsheerlijke rechten over beide Eemnessen. In dat jaar koopt hij ook kasteel Groeneveld, maar hij zal maar tot 1737 van alles kunnen genieten. Zijn zoon Pieter erft alles. Hij overlijdt in 1797. Het afgebeelde wapen is dat van de Hasselaers, die als hartschild het wapen van Eemnes hebben toegevoegd. Het prijkt tegenwoordig nog op de gevel van Kasteel Groeneveld.

In 1797 koopt Johannes Sebastiaan van Naamen, Heer van Scherpenzeel, de heerlijke rechten van beide Eemnessen. De bedoeling was dat hij zijn beide zonen elk een heerlijkheid kon nalaten. Tot op heden hebben erfgenamen van Sebastiaan Albertus van Naamen van Eemnes de titel, zonder verdere rechten. Met de Grondwet van 1848 vervielen de meeste rechten. In 1922 werden de laatste kerkelijke benoemingsrechten afgeschaft.

Ontleend aan: Historische Canon van Eemnes.

Eerder geplaatst in De Rotonde, jrg. 17, nr. 1, 17 januari 2020

Tekening: Rob du Rieu

1812 Binnen- en Buitendijk samen één

Per 1 januari 1811 werd het Koninkrijk Holland, dat bestond van 1806 tot en met 1810 onder koning Lodewijk Napoleon, ingelijfd bij Frankrijk. Het bestuur werd daarna helemaal ingericht volgens de Franse praktijk. Er kwamen ‘mairies’ als het equivalent van gemeenten. Het oude gerecht Eemnes Binnendijks (332 inwoners) werd te klein geacht en daarom samengevoegd met het grotere gerecht Eemnes Buitendijks (816). Zie voor de grens tussen beide de dwars gestreepte lijn op de kaart. Op 1 januari 1812 werd de nieuwe ‘municipaliteit’ (gemeentebestuur) van de ‘mairie’ Eemnes geïnstalleerd. Na ruim een jaar was het over met de Franse macht. Veel goed doordachte bestuurlijke vernieuwingen werden niettemin overgenomen, denk aan de burgerlijke stand, metriek stelsel en het kadaster. Hoewel andere gemeentelijke herindelingen wel zijn terug gedraaid, is dat hier niet gebeurd.

Bij deze gelegenheid past het om nog eens op de naamgeving van Eemnes-Binnen en Eemnes-Buiten, of Binnendijk en Buitendijk in te gaan. Er zijn wel een eeuw lang allerhande verklaringen bedacht voor ‘Binnen’ en ‘Buiten’, waarbij het opmerkelijke is dat de kerk van Binnendijk buiten de dijk staat (zeezijde) en die van Buitendijk erbinnen. Rom van der Schaaf heeft het in 2017 allemaal eens op een rij gezet.

Bij de stichting in 1352 (stadsrechten) en afscheiding van Ter Eem heette Eemnes-Buiten eerst Emenesse. Dat was overeenkomstig de oude naam ‘themenesse’ die in 1269 voor het eerst opduikt in archieven. Bij de volgende afscheiding in 1439, waarbij ‘Eembrugge die westside’ als het ‘stadje‘ Binnendijk verder ging, waren de inwoners ‘binnen de dijk’ gaan wonen, maar hun kerk kon door omstandigheden alleen buiten de dijk worden gebouwd. In de loop van de eeuwen beïnvloedden de namen elkaar. Emenesse kreeg ‘Buitendijk(s)’ achter de naam en Binnendijk kreeg Emenesse ervoor.

Eerder geplaatst in De Rotonde, jrg. 17, nr. 4, 14 februari 2020

Tekening: Rob du Rieu

1932 Vruchtbare hooilanden tot komst Afsluitdijk

‘De zee geeft, de zee neemt’ is een bekende zegswijze die in het verleden vooral in verband werd gebracht met de rampen als ‘vergoeding’ voor dat wat hij geeft, of het nu vissers waren die op zee bleven, of land en dorpen die werden verzwolgen. In Eemnes, nog voor er sprake was enig dorp langs de dijk, heeft de Zuiderzee wat nu de Eempolder is onbewoonbaar gemaakt. Als vergoeding bracht hij jaarlijks een laagje vruchtbare klei op het kustland. Dat gebeurde ook nadat de Eemnesser boeren omstreeks 1400 de Zomerdijk hadden aangelegd. Bij lente- en herfststormen liep de dijk evengoed bijna jaarlijks over, of brak door met de vele waaien tot gevolg.

Het slib was rijk aan mineralen die een natuurlijke bemesting vormde voor het gras in de polder. Mest van vee werd er dan ook niet opgebracht. Dat werd gebruikt voor de akkers op de hoger gelegen grond aan de Larense kant. Jaarlijks kwamen uit Duitsland (vooral Westfalen) zogenaamde Hannekemaaiers om voor de boeren het gras te maaien, dat daarna in de zomerzon werd gedroogd. Zij dankten hun bijnaam aan Johannes of Hannes en Sint-Jansdag, 24 juni, waarop ze meestal begonnen.

De boeren hadden niet al dat gras zelf nodig, maar verkochten er veel van als ‘handelshooi’, veevoer, ook voor paarden. Het Eemnesser gras was, net als dat uit de omgeving van Genemuiden, bekend om zijn hoge kwaliteit en werd dan ook in wijde omgeving verkocht. De situatie veranderde drastisch toen sinds de afsluiting van de Zuiderzee in 1932 de polders niet meer overstroomden met slibrijk water. De grond verarmde en had andere bemesting nodig. Ondertussen was ook al de mechanisatie in de landbouw begonnen. Door twee paarden getrokken maaimachines vervingen al de Hannekmaaiers.

Niet alleen de komst van de Afsluitdijk veroorzaakte een afname van de verkoop van hooi uit Eemnes. Tegelijkertijd werd het paard als tractie vervangen door de motorisering, waardoor de behoefte aan handelshooi afnam. Boeren gingen meer koeien weiden en melk produceren. Zij gebruikten het hooi dat ze oogsten zelf.

Eerder geplaatst in De Rotonde, jrg. 17, nr. 5, 28 februari 2020; aangepast 17-06-2020.

Tekening: Rob du Rieu

1929 en 1977 Nieuwe Rijkswegen A1 en A27

Bijna dagelijks is Eemnes in het nieuws met een aantal kilometers file ‘voor Knooppunt Eemnes’. Het is bijna niet voorstelbaar, maar van 1816 tot 1929 liep Rijksweg 1 door de bebouwde kom van Eemnes. Tijdens de Franse Tijd was het besef doorgedrongen dat het allerberoerdste wegennet van Nederland – grote delen van het jaar modderpoelen – onhoudbaar was. Er werden plannen opgesteld om wegen te verharden. De rijksoverheid liet dat over aan het particulier initiatief. De investering werd terugverdiend door tolheffing.

Een aantal Baarnse buitenplaatseigenaren vroeg samen een concessie aan om Rijksweg 1 aan te mogen leggen. Zij kreeg die toestemming als Commissie van de Straatweg van Naarden op Amersfoort. Eemnes zou links blijven liggen, want het plan was om een doorsteek te maken tussen Crailoo en Groeneveld, zoals nu de A1 loopt. Larense weeffabrikanten en Eemnes kregen echter voor elkaar om de weg over de Laarderweg en de Wakkerendijk te laten lopen, zodat de haven van Eemnes kon worden bereikt. Bijna de gehele weg werd een 4,15 m brede bestrating van bestaande zandwegen, die vanaf 1 augustus 1816 in dienst werd gesteld met de tollen.

Het verkeer was eerst nog niet druk. Dat veranderde met de motorisering sinds vooral 1918. Ongevallen in de dorpskommen vormden een groeiende zorg, terwijl ook de breedte van de weg zijn beperkingen had. In het Rijkswegenplan van 1927 werd een weg tussen Amersfoort en Amsterdam buiten de bebouwde kommen om bepleit. Zo geschiedde, een voor die tijd brede snelweg met één rijstrook voor elke richting werd in 1929 opgeleverd. De rust keerde weer in Eemnes. Na de realisatie van de Flevopolders bereikte de A27 vanuit Utrecht, eerst nog als N27, de noordgrens van Eemnes met Blaricum.

De afbeelding toont een sfeerbeeld van Rijksweg 1 met de kiosk “De Grenspaal” tegenover toenmalig restaurant “De Witte Bergen” bij de kruising met de Goyergracht Zuid.

Eerder geplaatst in De Rotonde, jrg. 17, nr. 7, 27 maart 2020

Tekening: Rob du Rieu

1940-1945 Herdenk, bezin, wees waakzaam

De tekst ‘Herdenk – Bezin – Wees Waakzaam’ staat op de plaquette van het Vrijheidsmonument Eemnes. Daarvoor is bewust gekozen bij de realisatie van het monument in 1987. Het is een toekomstgericht monument, wat uitgebeeld is door klauterende kinderen. Het monument vergeet niet de oorlogsslachtoffers, zowel de tien Eemnesser inwoners die hier en elders, als de 19 geallieerde vliegers die op Eemnesser grondgebied omkwamen ten gevolge van de Tweede Wereldoorlog. Zij zijn allen in het kader van het herdenken op de plaquette vermeld.

Met herdenken van wat er is gebeurd, is men er niet. ‘Bezin’ bedoelt proberen te begrijpen hoe het is gekomen dat die vreselijke dingen zijn gebeurd, zodat voorkomen wordt dat zoiets weer kan gebeuren. We hebben het dan over zaken als rassenwaan, i.c. joden- en vreemdelingenhaat, fascisme, extreem nationalisme, territoriale machtsuitbreiding ten koste van andere volkeren. Dank zij de paraplu van de zogenaamde Pax Americana kent het bloedige slagveld Europa van weleer (1870-1871, 1914-1918, 1939-1945) sinds 1945 een ongekende 75-jarige vrede en welvaartsontwikkeling.

Het is niet vanzelfsprekend dat dat eeuwig zo blijft. Allerhande ontwikkelingen bedreigen die toestand. De Verenigde Staten van Amerika trekt zich in zichzelf terug, welvaartsverdeling over de hele wereld en grote opkomende autoritaire staten knagen aan onze materiële welvaart, met ontevredenheid tot gevolg. Ook klimaatzorgen trekken een zwarte wissel op een vanzelfsprekend geachte welvaart. Een ontevreden bevolking staat net als in de jaren 1930 open voor populistische dromerij en beloften. De waakzaamheid is nu zeer relevant en betreft niet alleen de ontwikkelingen buiten Nederland of de Europese Unie, maar ook die daarbinnen.

De afbeelding hierbij verbeeldt één van de drie bommenwerpers die op Eemnesser grondgebied zijn neergekomen (twee RAF Lancasters op land, een USAAF Liberator in het IJsselmeer), waarbij 19 van de 23 bemanningsleden zijn omgekomen.

Eerder geplaatst in De Rotonde, jrg. 17, nr. 8, 10 april 2020.

Tekening: Rob du Rieu

1938 & 1988 Ruilverkaveling en landinrichting

Welvaartsvergroting en een efficiënte voedselvoorziening dwong de nog tamelijk traditionele landbouw op basis van het gemengde bedrijf tot specialisatie en schaalvergroting. Tot 1933 waren er nog geen wegen in de polder, waardoor het land dichter bij de Eem heel vaak alleen over het eigendom van anderen was te bereiken. Het recht van overpad vanaf Sint-Jansdag (24 juni) was wel geregeld, maar toch evengoed een hinderpaal. In werkverschaffing werden in 1933 de eerste twee (gras)wegen tot aan de Zomerdijk aangelegd, zodat deze zonder hinder bereikt kon worden en daarover vrije toegang kwam tot de Maatlanden.

De oorspronkelijke grond van de erfstroken behorend bij een boerderij was door vererving en andere overdrachten versnipperd onder verschillende eigenaren. Een groot deel van de grond in de polder was daarbij in eigendom van grootgrondbezitters, die jaarlijks verpachtten tegen de hoogste prijs. Veel boeren hadden eigen en pachtland verspreid door Eemnes liggen. Dat vormde eveneens een belemmering voor een efficiënte bedrijfsvoering. De eerste ruilverkaveling in Staphorst in 1930 vormde het model voor andere gemeenten. De nieuwe burgemeester van Eemnes sinds 1936, mr. P.A. L. van Ogtrop, kreeg als speciale opdracht mee de Ruilverkaveling Eemnesser Polders in gang te zetten, waarvoor in 1938 het groene licht werd gegeven. Gronden werden herverdeeld en de afstanden tot de boerderijen beperkt. Tevens werden bestrate polderwegen aangelegd en de afwatering verbeterd. Het werk werd vooral in de periode 1939-1942 uitgevoerd. De eerste drie boerderijen in de omgeving van de Geerenweg echter werden pas in 1955 gebouwd.

Voortgaande schaalvergroting had een tweede ruilverkaveling tot gevolg waartoe in 1988 werd besloten, precies vijftig jaar later. In die tijd was het aantal van bijna 100 boerderijen gedaald tot een tiental, waarvan het gros hun bedrijf naar de polder verplaatste.

Eerder geplaatst in De Rotonde, jrg. 17, nr. 9, 24 april 2020.

Tekening: Rob du Rieu

1965-2000 Sterke groei van Eemnes

In de 19e eeuw was Eemnes een gemeente met ca. 1300 inwoners: 1170 in 1815, 1454 in 1850 en 1275 in 1900. Daarna werd een groei ingezet die eerst bescheiden was, maar in 1920 met 1438 het aantal van 1850 benaderde en daarna doorlopend zou blijven stijgen. De bebouwing was tot 1900 praktisch alleen langs de dijk geconcentreerd, maar door particuliere initiatieven ontstond groei langs de Laarderweg, Molenweg, Streefoordlaan en Nieuweweg. Dat was ook om een graantje mee te pikken van woningbehoefte in het Gooi. In 1930 telde de gemeente 1875 inwoners.

Om de woningnood na de oorlog te lenigen kreeg Eemnes toestemming woningen te bouwen. Veel jonge gezinnen woonden tijdelijk in. Omstreeks 1950 waren er al bijna 2300 inwoners. In de periode 1957-1962 werden de Jhr Roëlllaan, begin Raadhuislaan, Veldweg, De Waag, een deel Torenzicht tot en met Braadkamp (oostzijde) gebouwd.

In de periode 1963-1972 volgde de oude Zuidbuurt tussen Laarderweg, Molenweg en Raadhuislaan. Ten dele bouwde de gemeente sociale woningen, terwijl Philips’ Telecommunicatie Industrie in Hilversum daar ook een eerste plan voor 113 woningen realiseerde in de straten aan weerszijden van het Plantsoen. Tot 1972 volgde nog een plan van 131 ‘Best-woningen’ aan Ploeglaan, Klaproos en Raadhuislaan, waarvan Philips de helft mocht toedelen onder eigen werknemers en de rest voor Eemnes en Baarn was.

In 1972 wilde de provincie dat Eemnes in 1980 ca. 9000 inwoners zou tellen en ca. 15.000 in 2000. We weten inmiddels hoe het is gelopen. Weerwerk van de Werkgroep Toekomst Eemnes, andere ontwikkelingen en gewijzigde inzichten hebben er uiteindelijk toe geleid dat de Noordbuurt werd beperkt tot 1300 woningen in 1985. In december 2016 bereikte Eemnes de 9000 inwoners. De uitbreiding van het plan Zuidpolder is in volle gang.

Eerder geplaatst in De Rotonde, jrg. 17, nr. 10, 8 mei 2020, aangepast 17-06-2020.

Tekening: Rob du Rieu

2008  Samenwerking BEL-gemeenten

Het ‘grote spook van de gemeentefusies’ is tot nu toe ruim twee eeuwen aan Eemnes voorbij gegaan. De eerste en laatste ervaring op dat vlak dateert van 1 januari 1812, toen de beide Eemnessen werden samengevoegd.

In de jaren na 1970 moest vanuit de landelijke overheid het binnenlands bestuur op de schop. Veel taken van de gemeenten werden ingewikkelder. Kleine gemeenten zijn niet instaat overal expertise voor in huis te hebben. Ook zouden meer taken naar de gemeenten worden verplaatst. Binnenlandse Zaken hanteerde rond 1980 als norm voor gemeenten minimaal 10.000 inwoners, maar uitzonderingen waren mogelijk. De provincie Utrecht ging daarin mee met een absoluut minimum van 6000. In 1980 zat Eemnes in de gevarenzone met 6278 inwoners.

In 1983 wist het gemeentebestuur de provincie op afstand te houden, wat nog resulteerde in de suggestie van de provincie om de bebouwde kom van Eembrugge aan Eemnes toe te voegen, evenals de hele hoek van Amerpoort aan de noordzijde van de Zandheuvelweg. Dit was tegen het zere been van Baarn, dat zou zakken onder de grens van 24.000 inwoners. Maar Baarn wilde Eemnes er wel bij nemen. Omdat Utrecht zich eerst op haar zuidoosthoek richtte, kwam er enige lucht, maar de dreiging waaide zeker niet over.

Ook de Noord-Hollandse buurgemeenten Blaricum en Laren zaten in de gevarenzone. Beide provincies waren voor een fusie van de BEL-gemeenten, maar de gemeenten wilden zelfstandig blijven en hun eigen identiteit behouden. Sinds 1995 ontplooiden ze initiatieven die leidden tot een uniek samenwerkingsmodel: ambtelijk gefuseerd (BEL Organisatie), maar zelfstandige B&W, gemeenteraden en een bestuurssecretariaat. Onder voorwaarden – voldoende bestuurskracht en lokale democratie– gingen de provincies akkoord. Per 1 januari 2008 is dit een feit, maar het blijft spannend.

Ontleend aan Historische Canon van Eemnes.

Eerder geplaatst in De Rotonde, jrg. 17, nr. 11, 22 mei 2020; aangepast 17-06-2020.

Tekening: Rob du Rieu

2012  Realisatie Dorpshart

Van oorsprong hadden de beide kernen rond de oude dorpskerken bescheiden ‘economische centra’. In de jaren na 1930 kwam er op de driesprong Molenweg-Laarderweg een winkelcentrum avant la lettre, met slager (tot voor kort dierenarts), bakkerij (nu opticiën en bloemisterij) en een kruidenier (nu woonhuis De Spar). Het aandoenlijke kruidenierswinkeltje van Elsinga (Molenweg 8), dat al dateert van 1885 als ‘ballenwinkeltje’, moet hierbij even worden genoemd. Net als deze waren er verspreid door het dorp meer zaakjes. Het boek ‘Van ballenwinkeltjes tot Minnehof’ zet ze allemaal op een rij.

Eemnes groeide en in de oude Zuidbuurt ontstond door particulier initiatief in een paar fasen vanaf 1967 tot 1980 winkelcentrum Torenzicht. Alleen de Boni resteert daarvan nog. De Noordbuurt kreeg in 1980 het winkelcentrum De Eemhof. Al vanaf 1960 verdwenen verspreide zaken langs de dijk, waarvan de laatste drie in de oude kern van Buitendijk in 2019 stopten (ijzerwaren van smid Jaap Eek, Garage Beuk en Café Staal), een restaurant en een partycentrum niet meegerekend. Langs de Laarderweg vinden we nog een vijftal zaken. Vanaf 1999 was er steeds meer behoefte aan een heus winkelcentrum: de winkeliers meer aanloop en schaalvergroting, de bevolking meer in Eemnes kunnen kopen.

Het heeft heel wat voeten in de aarde gehad. Een plan om een winkelcentrum in het Vierkante Bosje te bouwen sneuvelde al gauw. De ogen richtten zich in 2002 op de omgeving van de kruising Braadkamp, Laarderweg en Noordersingel. Verzet van de omgeving werd gebundeld in de politieke partij Hartgroen (opgegaan in Dorpsbelang). Na de afbraak van het gemeentehuis aan de Laarderweg in 2009 lag de weg open om op die plaats het winkelcentrum De Minnehof te bouwen. Het werd in de zomer van 2012 in gebruik genomen en de bezwaren van daarvóór zijn inmiddels verstomd.

Eerder geplaatst in De Rotonde, jrg. 17, nr. 12, 5 juni 2020; aangepast 17-06-2020.